Hoofdstuk 1

611 30 14
                                    

POV. Camilla

"Jij daar!"

Van de schrik laat ik wat eten vallen. Ik draai me snel om en zie twee bewakers mijn kant op rennen. Snel pak ik wat ik kan pakken en stop het in mijn tas. Zo snel als ik kan begin ik weg te rennen. Ik ga richting een drukke straat waar veel mensen zijn en wurm me zelf er door heen. Mensen kijken mij kwaad aan wanneer ik ze weg duw en roepen wat tegen mij. Ik mag niet gepakt worden. Als dat gebeurd kan ik niet meer voor Thony zorgen. Thony heeft mij grootgebracht, leren vechten en hij heeft mij trucjes geleerd. Hij staat altijd voor me klaar en ik mag hem niet in de steek laten. Niet op deze avond.

"Hou haar tegen!" Roept iemand achter mij. Ik ga een hoek om en krijg er meteen spijt van. Het loopt dood. De rennende voetstappen gaan over naar lopende voetstappen van de bewakers. Ik draai me om. De bewakers zijn gekleed in het rood en hebben een enorme hoed op hun hoofden. Een van hun heeft een smerige lach op zijn gezicht.

"Nu kun je geen kant meer op." Zegt hij met een misselijk makende grijns. Snel zoek ik met mijn ogen een uitweg. Mijn ogen blijven hangen bij een twee haken in een muur. Hij is te hoog om er naartoe te springen, maar met behulp van de bewakers kan ik er makkelijk bij. De bewakers hebben hun zwaarden al uitgetrokken en komen langzaam naar me toe. Ik haal diep adem en neem een grote sprong op een van de bewakers en duw me zelf omhoog met behulp van mijn voeten. Net op tijd pak ik één van de haken vast en trek me zelf omhoog, terwijl ik me tegen de muur afzet. Vervolgens pak ik de andere haak en doe precies hetzelfde wat ik net deed. Ik strek mijn arm uit en pak de rand vast van het dak en trek me omhoog. Snel ren ik weer verder zonder op hun reacties te wachten. Ik merk dat ik van beneden word gevolg door andere bewakers. Mijn weg komt bijna ten einde. Wanneer ik bijna bij het rand ben, ga ik nog wat harder rennen en spring naar de overkant. Ik land goed op mijn voeten, waardoor ik verder kan rennen. Nog een klein stukje en dan ben ik thuis. Wanneer ik zie dat ik een voorsprong heb, ga ik langs de rand naar beneden en verstop me snel achter een muur. Na twee minuten later hoor ik de voetstappen van de bewakers voorbij gaan. Ik wacht nog even af voordat ik weer tevoorschijn kom. Voorzichtig kijk ik over het rand van de muur en haal opgelucht adem. Snel controleer ik of ik mijn eten nog heb en ja, alles zit er nog in. Op mijn hoede loop ik richting mijn huis. Onderweg zie ik altijd kinderen in het vieze stof, dat komt doordat ze ook moeten werken en ze geen genoeg geld hebben voor schoon water. Mensen bedelen ook voor water en eten. Het is er vreselijk en komt allemaal door door Jack. Onze burgemeester. We kunnen hem niet wegkrijgen, doordat hij te veel macht heeft. Hij behandeld ons als wilde dieren. We moeten alles doen wat hij zegt. Mensen sterven van de honger. Ook al werken de mensen, ze hebben nooit genoeg geld voor alles. Dat komt door de belastingen twee keer in de maand. Mensen proberen in opstand te komen, maar die worden opgepakt en krijgen een doodstraf, dus niemand durft nog iets te doen. Maar niet iedereen. Ik zal er alles aan doen om hem weg te krijgen, maar in mijn eentje wordt het niks. Ik loop rustig weer verder en kom in een kleine straat. Ik haat het om hier te lopen, want hier is de plek waar mijn ouders mij hebben achter gelaten. Ik was nog maar 3 maanden oud en ze lieten mij achter in een doos. Hoe konden ze? Ik weet niet eens of ze nog wel leven. Anders was ik naar hun persoonlijk toegegaan. Thony had mij gevonden toen hij 22 was. Dat was 18 jaar geleden. Ik zet mijn gedachten van mij af en loop zo snel mogelijk naar huis. Mijn huis, eigenlijk die van Thony, ligt verborgen achterin een straat, zodat niemand ons kan vinden. Wanneer je er langs loopt, merk je ook niet dat er een deur is, want er ligt een heleboel dozen ervoor en achter die dozen heb je een houten deur. Ik duw de deur open.

"Camilla, Ben jij dat?" Vraagt Thony.

"Thony, ik wat eten mee." Thony komt te voor schijn. Hij leunt tegen een stok, vanwege zijn been. Hij heeft zwart haar en bruine ogen en is oud.

"Ik was zo ongerust over je." Hij neemt me in zijn armen en wanneer hij me aankijkt, zie ik dat hij een blauwe plek heeft op zijn rimpelige gezicht.

"Wie heeft je dat aangedaan." Vraag ik met grote ogen.

"Het stelt niks voor. Ik ben gewoon ergens tegen aan gestoten." Hij veranderd snel van onderwerp. "Dus, je hebt eten." Ik geeft hem mijn tas en kijk hem onderzoekend aan. Ik weet dat hij liegt. Hij veranderd altijd van onderwerp als hij liegt.

"En hoe was je dag?" Vraagt hij, terwijl hij gaat zitten om te eten.

"Ik werd achtervolgt door bewakers en verder had ik niet veel gedaan."

"En hoe had je ze afgeschud?" Ik kom tegenover hem zitten en neem ook wat eten.

"Gewoon wegrennen." Hij knikt. Het is een tijdje stil. Uiteindelijk ik neem toch de poging om hem aan het praat te krijgen over zijn blauwe plek."Ik weet dat je liegt over je blauwe plek." Zeg ik voorzichtig. Hij stopt met eten en legt zijn brood op de tafel. Ik wacht even af.

"Waarom wil je het niet vertellen?" Vraag ik.

"Camilla, dat gaat je niks aan."

"Maar..."

"Genoeg, Camilla. Als ik zeg dat het je niks aan gaat, dan vraag je niet verder." Hij staat op en loopt richting zijn deur. "Ga maar wat slapen. Je bent vast moe van het rennen. Welterusten." Zonder op mijn reactie te wachten loopt hij naar binnen. Ik haal diep adem en sta op. Op het moment wanneer ik naar mijn bed wil gaan, hoor ik geschuifel onder de voordeur. Er ligt een kleine brief. Ik pak het brief en zie er met grote letters Thony opgeschreven. Ik begin het te lezen en mijn woede begint te groeien. Dit kan niet waar zijn.

-------
Als je dit boek al leuk vind, kun je ook een kijkje nemen in mijn andere boek Revenge. En nog bedankt voor het lezen!!

The Only HopeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu