Hoofdstuk 27

182 11 0
                                    

POV. Elias

Het is koud en de nacht is gevallen. We staan op de daken van de versleten huizen. Mijn mannen staan overal verspreid over het grote huis van Jack Blanket. Het huis is wit met gouden palen waarin blauwe details in zijn verwerkt. Overal zitten bewakers en wij moeten een weg vinden om onder het huis te komen. De enige weg daarnaartoe is door het huis gaan. De plattegrond, die ik had gestolen van mijn broer, geeft aan dat we een ijzeren deur moeten vinden voorin het huis. "Waar blijven ze," hoor ik Jacob mompelen. "Ze horen er nu al te zijn." Elizabeth, Pascal en Jacob gaan met mij mee om Camilla te vinden en daarna Lawrence. Nu wachten we op Edmond met zijn bemanning en de burgers die de wachters van Jack Blanket gaan aanvallen. Als zij bezig zijn kunnen wij naar binnen sluipen om de Rangers aan te vallen. Wanneer dit voorbij is en gewonnen hebben is er eindelijk vrede is de stad en is het voorbij. Ineens hoor ik geknal en schreeuwende mensen. Het grote plein van Jack Blanket stroomt vol met burgers en krijgers. Schoten worden afgevoerd naar de wachters door de burgers. Er wordt gevochten en gedood, maar de wachters laten zich niet klein. Ook zij vechten en doden. Het lijkt wel een chaos. Dan worden er vanaf de lucht pijlen gevuurd naar de wachters. Die pijlen zijn van de sluipmoordenaars. Even later klinken er weer luide schoten, drie keer. Dit is het teken dat de ingang veilig is. Zo snel als we kunnen komen ik en mijn vrienden in actie. We klauteren naar beneden en vechten een weg door de menigte. Een bewaker komt op me afrennen. Ik trek mijn verborgen mes uit en snij langs de keel en ga door met rennen. Wanneer ik bij de ingang ben kijk ik of al mijn mannen binnen zijn. Ze rennen langs ons heen en iemand probeert de ijzeren deur te openen, wat helaas niet lukt. "Leg een bom neer," schreeuwt iemand over het lawaai. Elizabeth legt drie bommen op de deurklink. Na vijf seconden gaan ze af en maakt het een oorverdovend geluid, maar de deurklink valt af. Mijn mannen rennen door de deur heen naar beneden. Ook wij gaan naar beneden. De koud bijt in mijn wangen. Het is er stil en rustig en het enigste wat we horen zijn voetstappen. "Jullie weten wat jullie moeten doen, groep 1 en 2 gaan via de rechterkant en groep 3 en 4 via de linkerkant," zeg ik hard genoeg dat iedereen het net kan horen. De sluipmoordenaars splitsen in tweeën en nemen elk hun weg. "Kom," zeg ik tegen mijn vrienden. "Wij gaan Camilla halen."

"Kijk in die cellen," zegt Pascal tegen mij en Elizabeth. We knikken en gaan een kleine vochtige cel in. Het is er donker en het wordt verlicht door twee fakkels. "Camilla," fluistert Elizabeth. Geen antwoordt. "Camilla," fluistert ze wat harder. "Hallo, is iemand daar?" horen we ineens iemand vragen. "Alsjeblieft, haal me hier weg. Ik zit hier al lang genoeg. Ik zal je betalen." Elizabeth en ik kijken elkaar schouder ophalend aan. "Laat jezelf eerst zien," zegt Elizabeth. Het blijft eerst stil en dan hoor ik sloffende stappen. Wanneer de gene in het licht komt weet ik gelijk wie het is, Callis. "Elias...," zegt hij verbaasd. "Elizabeth, haal hem eruit," bevel ik. Ze knikt en legt een kleine bom op het slot. De bom explodeert en de celdeur gaat open. Ik geef Callis een revolver. "Bedankt," zegt hij. "Je bent opzoek naar Camilla?" vraagt hij. "Weet je waar ze is?" vraag ik. Hij schudt zijn hoofd. "Ze hadden haar hier drie maanden geleden weggehaald." Callis kijkt spijtig en zegt: "Maar ik heb van de bewakers gehoord dat er iemand wordt geëxecuteerd." Als ik aan Camilla's dood denk kramt mijn hart samen. "We moeten snel zijn," zeg ik. Elizabeth loopt voorop en Jacob en Pascal sluiten zich bij ons aan. We lopen door de koude, stenen gangen. "Daar is nog een deur," zegt Pascal. Hij heeft gelijk. Aan het eind van de gang heb je nog twee deuren. "Pascal en Elizabeth nemen de linkerkant, Jacob en ik de rechter," zeg ik. "Callis, jij gaat naar buiten." Callis zegt niks en knikt. Ik probeer de houten deur te openen, maar die zit op slot. "En nu?" vraagt Jacob. Ineens hoor ik een geknal en een gil van de linkerkant. Zo snel als ik kan ren ik de kamer in en zie Elizabeth op de grond liggen terwijl Lawrence een pistool op haar houd. Pascal zit bewusteloos aan de andere kant van de lege kamer. Woedend kijk ik Lawrence aan. "Oh, hé, broertje. Je bent net op tijd om te kijken hoe ik jouw vrienden afslacht. En ik begin bij haar." Lawrence lacht vals. "Laat haar met rust," zegt Jacob en richt zijn revolver op Lawrence. "Ach, komt de prins haar redden?" "Zo is het genoeg, Lawrence!" schreeuw ik door de hele kamer heen. "Al je hele leven lang vermoordt je mensen, zoals Max." Lawrence kijkt geïrriteerd naar mij en houdt zijn pistool ineens naar mij. "Dan doe jij hem maar de groeten, of niet?" Net voordat hij zijn schoot afvuurt, wordt zijn pistool uit zijn handen geschopt door Elizabeth, die al was gaan opstaan. Lawrence kijkt woedend naar Elizabeth. Net wanneer hij niet oplet spring ik op hem en leg een dolk tegen zijn keel aan. "En nu vertel je waar Camilla is," zeg ik hard in zijn oor. Lawrence begint te lachen. "Dus je bent hier voor haar? Dat had ik al verwacht van je, want je bent eenmaal zwak." Ik stomp in zijn gezicht. "Vertel!" Weer lacht hij en ineens roept hij: "Wachters!" Er komen zes wachters uit een deur in de kamer, die me niet eens opviel. Gelijk vallen ze aan op Elizabeth en Jacob. Ik wilde net mijn dolk in Lawrence steken, maar ik wordt ineens weggeduwd door een bewaker. Hij komt op mij af en zo snel als ik kan stomp ik met mijn ellenboog in zijn gezicht en steek vervolgens het dolk in zijn hart. De wachter valt dood op de grond en ik ga achter Lawrence aan die in de kamer is gevlucht waar de bewakers vandaan kwamen. De kamer is groot en overal liggen drankjes op de tafels. Ineens herken ik het bijtende geur die in de lucht hangt, gif. Midden in de kamer zit Lawrence gebogen over iemand, maar ik het gezicht niet zien. Maar dan zie ik de lange bruine haren van Camilla. Zo snel als ik kan ren ik naar de tafel. Net wanneer ik mijn dolk in Lawrence rug wilde steken, draait hij zich om met een zwaard. "Je wilt wel erg graag dood," zegt hij. Ik kijk naar Camilla en haar blauwe ogen zijn gesloten. "Wat heb je met haar gedaan?" vraag ik met moeite om mijn angst te verbergen. "We hebben haar verdoofd. Ze is ons proefpersoon om gif uit te testen. We kijken of ze dodelijk zijn," zegt hij vals. "Geen zorgen hoor, we voelen nog naar hartslag, maar wel slap." Woedend trek ik ook mijn zwaard uit en val aan op Lawrence. Het geluid van metaal op metaal galmt door de kamer. Ik duw hard tegen Lawrence aan en hij komt met zijn rug tegen de muur aan. Ik haal mijn zwaard een beetje naar achteren en duw het weer naar voren, maar net op tijd rolt Lawrence weg. Ik haal het weer uit met mijn zwaard en Lawrence blokkeert mijn slag. Onze zwaarden kruizen elkaar en ik zet al mijn kracht in om zijn zwaard te verplaatsen, zodat hij geen grip meer heeft. Zijn zwaard gaat wat naar boven toe en sleur zijn zwaard uit zijn handen. Ik hoor het zwaard op de grond vallen en ik leg de punt van mijn zwaard tegen de borstkas van Lawrence aan. "Was je vergeten dat ik altijd de beste was in zwaardvechten?" vraag ik met een opgetrokken wenkbrauw. Lawrence kijkt mij met geknepen ogen aan en zegt: "Ik weet dat jij altijd de lastpak was." Ik schud mijn hoofd. "Verwar mij niet met jou." Ik duw mijn zwaard verder in Lawrence en zijn ogen worden groter, terwijl hij een kreunend geluid maakt. Ik trek mijn zwaard terug en hij valt op de grond waar hij in zijn bloed blijft drijven. Zo snel als ik kan ga ik naar Camilla toe. Ik houd haar pols vast om haar hartslag te voelen en ik zucht van opluchting als ik haar hartslag voel. Ik leg mijn arm onder haar hoofd en schud haar lichtjes door elkaar. "Camilla," zeg ik zachtjes, maar haar ogen blijven gesloten. Ik schud haar wat harder door elkaar. Ineens schieten haar ogen open. Ze kijkt angstig om haar heen en wanneer onze ogen met elkaar kruizen beginnen haar ogen te tranen. "Elias?" vraagt ze zachtjes. "Ik dacht dat je dood was. Ik dacht dat ik je nooit meer zou zien." "Ik zal niet sterven totdat jij veilig bent." Ze legt haar hand tegen mij wang aan en kust me voorzichtig op mijn lippen, maar onze kus wordt al snel onderbroken door stemmen. "Camilla," zegt Elizabeth en ze omhelst Camilla. Pascal komt er ook snel bij staan. "Het is goed je weer te zien, Camilla," zegt Pascal. "Het is ook goed om jullie te zien," zegt Camilla een beetje schor. "Jongens," zegt Jacob die aankomt lopen. "Callis zei dat er geen gevechten meer aan de gang zijn en Jack Blanket dood is. Ik denk dat de stad eindelijk verlost is." "En Thony?" vraagt Elizabeth. "Hij... hij is weg," zegt Camilla met spijt in haar ogen. "Het spijt ons," zegt Pascal. "Laten we gaan jongens," zegt Jacob. Elizabeth en Pascal lopen al naar de deur. Camilla pakt mijn arm vast. "Ik voel mijn benen niet, Elias," zegt Camilla beangstig. "Wees niet bang, we vinden er wel een tegengif voor," zeg ik en til haar voorzichtig op. "Nu ben je veilig."

POV. Camilla

"Weet je zeker dat je het niet wilt lezen?" vraagt Elias. "Is dit niet wat je wilde? Weten wie je ouders zijn en hoe ze waren?" Het kistje staat dicht voor me op de bureau van Thony. Ik kijk van het kistje naar Elias. "Hoe was jouw broertje?" vraag ik. Elias blijft eerst even stil en kijkt naar zijn handen. "Hij was een vrolijke jongen," zegt hij lachend. "Altijd klaar om verhalen te vertellen." Elias kijkt met lachend naar mij, maar je ziet de pijn in zijn ogen. "Hij hield van boeken." Ik pak Elias' hand vast en knijp er zachtjes in. "Toen de oorlog uitbrak heeft mijn familie geprobeerd te vluchten. Mijn ouders stuurden mij, Lawrence en Max weg, terwijl zij ons dekking gaven. Ze hebben het beide niet gered. Toen de moordenaars ons ook vonden is mijn broer gevlucht en had mij en Max achter gelaten. Ik herinner hem nog mijn naam schreeuwen. Callis had me bevrijd, maar mijn broertje had het niet gered..." Ik streel met mijn duim over zijn hand. "Ik had niemand meer." "Ik zal altijd bij jou willen blijven, Elias." Hij lacht droevig naar mij. "Dat weet ik," zegt hij en kust op mijn wang, waardoor mijn hart wat sneller gaat kloppen. Hij pakt het kistje en opent het en haalt er een envelop uit en geeft het aan mij. "Je zult er spijt van hebben als je het niet leest." Ik zucht en neem het envelop aan en open het. Wanneer ik het brief openvouw vallen er twee plaatjes uit. Eén met een vrouw met bruin haar en blauwe ogen. Het is zelfde plaatje als ik in de stad zag en waarvan ik een kleine formaat van de schilderij kreeg van die ene jongen. En de andere is een doodgewone man met zwart haar en bruine ogen. Al hoewel ik niet op hem lijk, kun je wel zien dat ik zijn dochter ben. Ik begin met lezen van het brief.

Mijn lieve dochter,

Je zult nu al vast een vrouw zijn. Een mooie vrouw die iedereen gelukkig maakt. Een veelbelovende vrouw die voor de wereld iets kan beteken. Ik heb altijd al in je geloofd sinds je voor het eerst in mijn armen was. Toen je voor het eerst naar mij keek met de ogen die zoveel op die van mij leken dacht ik meteen dat je de mensen kon laten zien dat de wereld mooi is. Toen je voor het eerst naar mij lachte dacht ik meteen dat je mensen gelukkig kon laten maken. Toen je voor het eerst je eerste woordje sprak dacht ik meteen dat je de mensen op een goeie weg kon zetten. Toen je voor het eerst je eerste stapje zette dacht ik meteen dat je net zo'n goede renner als je vader kon worden. Maar toen dacht ik wat als ik het zal missen. Je eerste tand die uitvalt, je eerste liefde voor een jongen. En wat als je denkt dat we je in de steek hebben gelaten? Je zult altijd het goede moeten doen, zelfs is het moeilijk en verleidelijk om het makkelijke weg te kiezen. En dat heb ik voor jou gedaan, ik heb mijn leven voor jou opgegeven. En ik en je vader zullen altijd trots op je zijn, ook al doe je het slechte. En je mag boos zijn, zelfs op ons. Ik schrijf dit brief omdat ik wil dat je weet dat wat er ook gebeurt we zullen altijd trotste ouders zijn en we zullen altijd hoop in je hebben met alles wat je doet. Je zult nooit alleen zijn.

Liefs, je moeder, Elena Cordis.

Ik voel dat er een traantje over mijn wang stroomt en snel veeg ik het weg. Ik leg het briefje terug in het kistje en sluit het. "Dat is genoeg voor vandaag," zeg ik. Ik had niet verwacht dat het mij eigenlijk zoveel zou raken en ik wil niet hier in tranen uitbarsten waar Elias bij is. "Laten we terug gaan naar de anderen voordat we te laat komen," zeg ik tegen Elias. "Of we kunnen doen alsof we de tijd zijn vergeten?" Hij knijpt speels in mijn hand. Ik lach. "Ik moet nog mijn medicijnen innemen, Elias. Vergeet niet dat ik nog steeds niet ben hersteld." Elias staat op en helpt mij ook met opstaan. Ik heb nog steeds niet echt veel gevoel in mijn benen en elke stap die ik zet doet pijn in mijn zij. We lopen langzaam naar de deur. "Weet je, we kunnen ook gewoon zeggen dat het lang duurde, omdat jij niet snel kan lopen." "Elias!"

The Only HopeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu