~Hoofdstuk 1~

101 6 8
                                    

Saar

Stap voor stap liep ik door het mistige gangpad, ik wist niet wat me bezielde, maar toch moest en zou ik hierheen gaan. Mijn adem stokt in mijn keel. Kleine hartkloppingen treden op. De gang leek eindeloos te duren. Ik kom uit bij een enge coffeeshop. Het stinkt er behoorlijk, het is echt zo'n ondraaglijke geur, naja je moet er maar net van houden. Al snap ik niet dat mensen van die geur kunnen houden. Wat doe ik hier eigenlijk? Ik wil terugrennen totdat ik bij mijn arm gegrepen word en naar binnen word getrokken. Er kwam nog een bijna onhoorbare angstige help uit mijn keel maar veel had ik daar ook niet aan. Een schor gilletje volgde. Ik draai mij om naar de persoon die mij vastgegrepen had en kijk recht in de ogen van mijn grote broer. 'Wat doe jij hier?' schreeuwt hij in mijn oor, maar het is onhoorbaar omdat de muziek in deze tent zo hard staat. 'Kan ik beter aan jou vragen!' schreeuwde ik terug. Ik trok mijn arm los, en keek hem met een boze blik aan. 'Ga gauw! En zorg dat je niet praat met andere,' wist hij nog uit te brengen. Hij duwde mij richting de deur en liet mij uit. 'Welke kant moest ik ook alweer op?' vraag ik aan mezelf. Er is geen licht te bekennen. De gang is oneindig naar mijn weten. Het is echt zo gang waar je liever niet dood gevonden wil worden. Volgens mij loopt al het schorriemorrie uit de stad hier. De muren staan nauwelijks een meter van elkaar af, en wanneer ik mijn armen spreid kan ik beide muren tegelijk met gemak voelen. Een koude windvlaag komt langszweven. Ik loop uiteindelijk maar naar rechts maar na tien minuten eindeloos rechtdoor te hebben gelopen kwam ik nog steeds nergens uit. Zie ik dat nou goed? Er lijkt zich een gestalte te bevinden in de verte. Hoe dichterbij ik kom hoe duidelijker het beeld wordt. Het is een wazig figuur wat lijdt tot een zittend mens. Even heb ik de dwang om terug te rennen maar met volle moed liep ik toch maar door. Ik moest en zou tenslotte ooit uit deze gang moeten komen. 'Wat moet je?' hoorde ik een stem voor me mompelen. Zo die is ook niet vrolijk. Even heb ik een twijfelmoment of het wel slim is om tegen deze persoon te gaan praten, maar waarom ook niet? 'Ik zoek een uitweg hier!' roep ik terug.

Luca

In de verte zie ik een onzeker meisje aankomen. De angst is in haar ogen te zien. Wat moet ze hier? Meiden zoals zij horen hier niet. Aan haar blik zie ik dat ze mij al heeft zien zitten. Ik besluit om haar maar te gaan helpen. Nog steeds dwarrelt die vraag in mijn hoofd met wat ze hier te doen heeft? Ik sta op en loop haar kant op.

Saar

Het boeit me niks dat mijn broer me heeft gewaarschuwd voor mensen die tegen me zouden gaan praten. 'Dan loop je toch echt de verkeerde kant op meid,' zegt het gestalte terug. Ik zag het gestalte op staan en naar me toe lopen. Als mijn beeld eindelijk helemaal duidelijk is zie ik een jongen met een capuchon op zijn hoofd. Zijn kleding is donker. Weer wil ik wegrennen maar toch blijven mijn voeten aan de grond geboord staan. Ik weet niks uit te brengen en krijg rillingen over mijn lijf. De schim word steeds duidelijker en de jongen kijkt mij in mijn ogen. 'Ik loop wel met je mee,' zegt hij dan. Ik haal me schouders op. Hij leid mij de andere kant op. De vieze geur van de coffeeshop kwam weer in mijn longen terecht. Met een vies-trekkend gezicht deed ik mijn vingers op mijn neus. 'Wat doe je hier eigenlijk?' vroeg de jongen dan. 'Ik weet niet, iets trok mijn nieuwsgierigheid aan en toen ben ik maar een beetje rond gaan kijken. Maar achteraf had ik dat maar beter niet kunnen doen.' Ik kijk even naar binnen door de vieze raampjes van de coffeeshop, mijn ogen vallen op mijn broer. Hij houdt de wacht op de deur. Toen ik zijn blik zag vallen op de jongen naast me liep hij met een grote vaart op mij af.

Luca

Ik zie het meisje door de ramen van de coffeeshop kijken. Haar blik valt op de jongen bij de deur. Ineens zegt ze dat we moeten wegwezen. 'Wat dan?' vraag ik onschuldig. Het is al te laat, de jongen komt de coffeeshop uitstormen. Hij stapt met een vol tempo op mij af. 'Laat mijn zus met rust! Jij..' hij kan zijn zin niet afmaken. 'Hou je mond en laat ons met rust,' gilt het meisje van een afstand. 'Hou je erbuiten.' Schreeuwt de jongen terug. Ik krijg een gerichte schop in mijn maag. En daarna haal ik uit naar de jongen van de coffeeshop. Ik haal hem neer en roep dan tegen haar dat we moeten rennen.

HijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu