Hoofdstuk 2: Brieven en leugens

30 0 0
                                    

'Sterkte.' Ik geef mijn vriendje een laatste zoen op zijn wang en doe dan de deur dicht. Ik zie hem met moeite naar zijn fiets strompelen. Hij steekt zijn hand op en glimlacht als een boer met kiespijn. Ik heb zo veel medelijden met hem dat ik het bijna niet kan bevatten. Hij verdient dit niet; Michiel heeft nog nooit een vlieg kwaad gedaan... Ik kijk door het raam en zie hem wegfietsen. Als hij de hoek om is gefietst, slaak ik een diepe zucht en merk dat mijn medelijden plaats maakt voor een vlaag van woede. Ik moet alleen zijn. Nadenken. Ik moet en zal erachter komen wie dit heeft gedaan. Ik loop de trap op en open de deur van mijn slaapkamer. Een gevoel van argwaan overmant me: er is hier iemand geweest. Mijn raam staat open, waardoor de witte gordijnen alle kanten op waaien. Rillend van de kou loop ik naar het raam toe en doe het met een harde klap dicht. Opeens heb ik het gevoel dat ik niet alleen ben, maar dat er iemand achter me staat. Met een ruk draai ik me om en schaam me meteen voor mijn paranoia: er is niemand. Ik wil net mijn kamer uit lopen als ik me nogmaals omdraai en hem zie liggen: een rode brief. Ik ril opnieuw, maar deze keer komt het niet door de kou. Deze brief moet iets te maken hebben met het witte briefje van gisteren. Ik ben bang, maar toch loop ik langzaam naar mijn bureau toe en staar naar het rode papier.

Joyce van Dijk, een mooie meid die dacht dat ze alles voor elkaar had. Tot die ene dag. Ik durf te wedden dat je weet waar ik het nu over heb. Een toekomst, Joyce. Een toekomst die jij voorgoed van dat meisje hebt afgepakt. En reken maar dat jij daarvoor zult boeten. De eerste slag is al geleverd: wat heeft-ie een pijn, dat vriendje van je. En dat allemaal dankzij jou. Je kent mij niet, maar je weet niet half hoe goed ik jou ken. Ik weet alles. Dit is nog maar het begin. Bereid je dus maar vast voor.

Ik huiver. Wie? Wie heeft deze vreselijke dreigbrief geschreven? Hoe kan deze persoon mijn diepste angst weten? Ik heb het zo goed verborgen. Ik voel mijn handen klam worden en merk dat een zwaar, machteloos gevoel me overvalt. Ik kan hier niets tegen doen. Deze persoon heeft als doel het verpesten van mijn leven en dat is hem of haar tot nu toe aardig gelukt. Michiel, die op dit moment zoveel pijn lijdt omdat ik één fatale fout heb gemaakt... Het is niet eens een fout te noemen; eerder het lijden onder een lot dat mij niet bepaald goedgezind was. Ik verfrommel de brief tot een prop en gooi deze in de prullenbak. De spiegel aan de muur van mijn slaapkamer laat een doodnormaal meisje zien dat er een stuk beter uitziet dan vanmorgen: groene ogen met lange wimpers staren me aan en ik zie dat er een beetje slag zit in mijn lange, bruine haren. Mijn gezicht is wat bleek, maar dat merk je alleen als je erop zou letten. Vanbinnen voel ik me echter verre van doodnormaal. Ik ben nooit eerder bedreigd, maar ik weet nu hoe het voelt: je staat machteloos. Ik haal diep adem en probeer mezelf te herstellen door te bedenken wie allemaal weten dat het ongeluk heeft plaatsgevonden. Mijn ouders, de familie van het meisje, de getuigen, de rechter en de advocaten, de politie... Maar wie zou zulke hevige wraakgevoelens voor mij kunnen hebben? Het antwoord schiet me meteen te binnen: haar familie. De hatelijke blikken tijdens de rechtszitting die voor mij waren bedoeld... Het moet wel iemand uit haar familie zijn geweest, dat kan bijna niet anders. Goed, heeft ze broers of zussen? Ik sluit mijn ogen en dwing mezelf ertoe om alle beelden terug te halen. Ik weet het niet meer. Ik schrik op van de stem van mijn moeder die door het huis schalt. 'Joyce, we zijn thuis!' Ik antwoord niet, omdat er een grote brok in mijn keel zit. Is dit echt allemaal in één dag gebeurd? Ik kan het niet bevatten. Twee brieven, waarvan een van de twee me echt deed huiveren. Maar misschien is de inhoud van de eerste boodschap wel net zo angstaanjagend. Ik heb namelijk sterk het gevoel dat er iets gaat gebeuren op 8 juli: de datum die op dat kleine briefje stond vermeld.

En 8 juli is al over twee dagen...

Met een gil word ik wakker. Mijn adem klinkt zwaar en het is pikkedonker in mijn kamer. Er zijn alleen maar contrasten te onderscheiden, zoals de zwarte vlek die mijn kledingkast voorstelt. Zweet druppelt over mijn voorhoofd. Ik kijk moeizaam opzij en zie dat mijn wekker 2:32 aangeeft. Ik weet dat ik niet meer in slaap zal komen. De nachtmerrie was vreselijk, nog erger dan die van gisternacht. Het bloederige gezicht van het aangereden meisje zie ik opnieuw voor me, met een grijns op haar gezicht en een mes in haar hand... Klaar om mij van mijn leven te beroven. Ik weet dat zij niet degene is die de brieven heeft geschreven, maar met die gedachte in mijn achterhoofd bezorgt de nachtmerrie me niet minder angst. Met een trillende zucht knip ik mijn nachtlampje aan en besluit mijn favoriete boek te lezen: Fallen. Ik loop naar mijn boekenkast toe, maar het boek staat hier niet in. Wat raar, ik zou toch zweren dat ik dat boek eergisteren nog in mijn kast had gezet...

Meerdere kantenWhere stories live. Discover now