Hoofdstuk 6: Onthullingen

21 1 5
                                    

08-07 13:49 uur.

Nerveus pluk ik aan mijn grijze T-shirt, omdat ik weet dat het over twee minuten zover is. Michiel en ik hebben alle deuren op slot gedaan en de ramen gesloten, maar we weten allebei dat dit geen enkele zekerheid biedt. 'Zou hij of zij gewapend zijn?' vraag ik me hardop af. 'Ik weet het niet,' zegt Michiel. 'We moeten overal op voorbereid zijn.' Zijn opmerking doet me bibberen en hij merkt het meteen. Liefdevol slaat hij een arm om me heen en troost me met de opmerking 'Het komt goed. Ik beloof het.'

13:50 uur. Elke seconde die voorbij tikt voelt aan als een klap in mijn maag. Aan zijn geconcentreerde blik te zien lijkt Michiel redelijk rustig, wat me eerlijk gezegd verbaast aangezien mijn hart ontzettend tekeer gaat. Hij houdt mijn koude hand vast en vraagt plotseling of ik er spijt van heb dat ik niet naar de politie ben gegaan. 'Nee,' antwoord ik meteen. 'Ik vertrouw op mijn gevoel en mijn instinct vertelt me dat ik dit alleen moet doen. Overigens denk ik niet dat de politie hier veel mee zou kunnen. Er zijn nog te veel lege stukken in deze puzzel. En juist dat zijn de belangrijkste puzzelstukken.' Michiel knikt ten teken dat hij me begrijpt en dan zwijgen we.

Mijn hart klopt nog sneller als ik zie dat het 13:51 uur is. 'Ik wil weten wie het is,' fluister ik, waarna Michiel geruststellend in mijn hand knijpt. Plotseling hoor ik zachte voetstappen op de trap. Wat ik al had verwacht, schijnt waar te zijn: het sluiten van de deuren en de ramen heeft geen enkele zekerheid geboden. Deze persoon weet hoe je moet inbreken. Ik probeer rustig te blijven, maar mijn hart valt niet tot rust te mannen. Ik concentreer me op het geluid van de wind die tegen het open raam aan bonkt. Michiel hoort de voetstappen nu ook en wil opstaan, maar ik houd hem tegen en zeg dat het geen zin heeft. 'Misschien wil hij of zij alleen praten; anders kun je later nog ingrijpen.' "Geloof je het zelf?" klinkt de irritante stem in mijn hoofd. Michiel luistert echter naar me en gaat met tegenzin weer op mijn bed zitten. De voetstappen op de trap gaan over in zachte voetstappen op de bovenverdieping. Een paar seconden later is het doodstil. Staat de persoon voor mijn kamer? Ik kijk Michiel paniekerig aan, maar hij staart slechts met een kalme blik naar de deur van mijn slaapkamer.

Dan wordt de deur opengegooid. Ik kijk recht in de ogen van een jongen; eigenlijk is het eerder een jochie, aangezien ik hem ongeveer vijftien jaar schat. De blik in zijn ogen maakt me echter ongelooflijk bang: woedend, wraakzuchtig en dominant. In zijn grijze ogen staan alle wraakgevoelens beschreven die hij voor mij koestert. Maar zijn ogen zijn niet datgene wat me echt doet bibberen van angst: in zijn rechterhand houdt hij een scherp mes vastgeklemd. Hij wil me vermoorden. Hij. Wil. Me. Vermoorden.
'Joyce van Dijk.' De jongen spreekt mijn naam uit alsof ik een of andere bacterie ben en zet tegelijkertijd langzaam een stap naar voren. 'Had je dit niet verwacht, meid? Dacht je dat dit een of ander onschuldig dreigementje was? Dan heb je het mis.' 'Wie ben je?' Mijn stem bibbert, waardoor er een grote, zelfgenoegzame grijns op zijn gezicht verschijnt. 'Sorry, ik heb me nog helemaal niet voorgesteld. Ach, ik ben natuurlijk niet even goed opgevoed als jij, hè? Ik ben Jelmer Kooistra, het ex-vriendje van Charlotte. Ze heeft het vier weken geleden uitgemaakt. En waarom?' Dreigend zet hij nog een stap naar voren. Michiel staat meteen op en loopt langzaam naar Jelmer toe. 'Michiel...' stamel ik. Wat gaat hij doen? Hij kijkt Jelmer strak aan en het lijkt zelfs alsof hij hem gaat slaan. "Doe alsjeblieft geen domme dingen," smeek ik in mezelf.

Dan grinnikt Jelmer en tot mijn grote verbazing begint Michiel ook te lachen, terwijl hij Jelmer een "bro hug" geeft. Met open mond staar ik hen aan. Dan draait Michiel zich om, waarbij ik in de ogen kijk van een totaal ander persoon ten opzichte van degene die een minuut geleden nog naast me zat. Zijn grijns doet me huiveren. 'Ik... ik snap het niet,' stotter ik onhandig. 'Misschien wordt het inderdaad tijd dat we het een en ander uitleggen.' Jelmer loopt naar mijn bed toe, gaat zitten en slaakt een diepe zucht. Onmiddellijk sta ik op, maar Michiel blokkeert me de weg. 'Zitten,' zegt hij op een barse toon. Ik gehoorzaam -ik moet immers wel- en kijk Jelmer strak aan, met zo veel mogelijk afschuw als ik op kan brengen. 'Wat ik zojuist wilde vertellen,' begint hij, 'is dat mijn relatie met Charlotte door jou is beëindigd. Ik was ontzettend verliefd op haar, maar na dat ongeluk belandde ze in die klote-rolstoel. Ik was woedend op degene die haar deze ellende had bezorgd: op jou. Vier weken geleden ging het mis, toen ik bij haar thuis was en compleet door het lint ging. Ik vervloekte jou, je auto, haar rolstoel, de rechter, de advocaat en noem zo maar op. Ze schrok daar enorm van en zei dat ik moest stoppen, maar dat kon ik niet.' Zijn ogen vullen zich zowaar met tranen, maar hij wendt zijn blik niet af van de mijne. 'Toen zei ze dat het voorbij was tussen ons. Na die vier maanden dat we samen waren, zei ze dat ze me niet meer herkende en dat ik het niet kon accepteren dat ze voor de rest van haar leven in een rolstoel zit. Als jij haar niet had aangereden waren we nu nog bij elkaar geweest. Dat meisje was namelijk mijn leven, Joyce. En nu ben ik haar kwijt. Daarom wilde ik wraak op je nemen en schakelde de hulp in van mijn neef, tevens mijn beste vriend. Oftewel: "jouw" Michiel.' Hij grinnikt. 'Dacht je echt dat hij om je gaf? Hij staat aan mijn kant, Joyce. Alleen de eerste keer dat ik je huis moest binnenkomen, kostte het wat moeite. Maar goed, een ouderwets ijzerdraadje verricht wonderen. Michiel heeft het tweede briefje op je bureau neergelegd toen hij zogenaamd in elkaar geslagen bij jou kwam uithuilen.'

Ik kijk Michiel verward aan, omdat ik dit totaal niet kan bevatten. Mijn "ware liefde" heeft me al die tijd bedrogen. 'Het boek heeft "je vriendje" ook beschreven,' gaat Jelmer verder. Houd op. Ik wil het niet weten. 'En hoe zou ik toch aan die spijkerbroek zijn gekomen? De valse beurs was simpel geregeld en mijn vriend hier heeft "per ongeluk" een raam op een kier laten staan waardoor ik zojuist makkelijk binnen kon komen. Héél vervelend, niet?' Ik walg van zijn valse grijns en kijk opnieuw naar Michiel. Geen verontschuldigende blik die aantoont dat hij spijt heeft van wat hij me heeft aangedaan. Alleen die koele, ijzige blik die ik nooit van hem heb gekend. Zijn blauwe ogen zijn niet meer liefdevol en ik zou er ook niet meer in kunnen verdrinken. Zijn ogen staan hard en emotieloos. 'Ik heb nooit van je gehouden, Joyce,' zegt Michiel koel. 'Toch vind ik je wel een lekker ding. Mijn rol in dit spel was dus zo erg nog niet. Gistermiddag was trouwens ook niet bepaald een straf.' Hij grinnikt en Jelmer schatert het uit, terwijl ik hen beide met afschuw bekijk. Ik voel mijn wangen ondertussen rood worden, omdat ik besef dat ik seks heb gehad met degene die mij al die tijd kapot wilde maken. Ik ben zo'n ezel.

'Genoeg gekletst. Laten we overgaan op het serieuze gedeelte van dit bezoek,' zegt Jelmer als hij eindelijk is uitgelachen. 'Je hebt twee minuten geleden jankend een traumatische ervaring verteld. Was dat ook grappig bedoeld?' bits ik. Jelmer kijkt me verbaasd aan en lacht honend. 'Zo zo, er zit dus toch pit in deze griet. Dat was niet te merken toen ik om 13:51 uur in je kamer stond. Ik durf te wedden dat je van dit jochie een beetje bang werd.' Met een soepel gebaar trekt hij zijn mes en ik haat mezelf om de angstige blik die ongetwijfeld op mijn gezicht tevoorschijn komt. Ik zie de koude blik in Jelmers ogen en weet dat dit foute boel is. 'Michiel had gelijk over je,' sist hij. 'Je bent echt knap, zeg.' Met een snelle beweging trekt hij me naar zich toe en kijkt me recht aan. 'Zonde. Je bent bijna even mooi als Charlotte. Misschien zoen je ook wel even lekker als zij.' Ik probeer weg te komen, maar zijn greep is ijzersterk. Hij drukt zijn lippen hard op de mijne en duwt zijn tong mijn mond in. Het voelt afschuwelijk: alsof een slang mijn mond inglijdt en mijn tong in zijn geheel probeert te verslinden. Vanuit mijn ooghoek zie ik Michiel de andere kant opkijken; ik vraag me af waarom.

Toch biedt dit ook zijn mogelijkheden. Jelmers greep verzwakt even, misschien een seconde, maar ik merk het meteen en stoot hard met mijn elleboog tegen zijn neus. Hij trekt zich meteen terug en brult het uit van de pijn, waardoor Michiel weer onze kant opkijkt. Met een snelle beweging sta ik op en geef hem een knietje, wat tot een gewenst gevolg leidt: hij zakt kreunend in elkaar. Ik ruk de deur van mijn slaapkamer open en sprint de trap af, terwijl ik mezelf afvraag wat ik in godsnaam moet doen. Tot mijn angst hoor ik boven alweer voetstappen. Meerdere. Snelle. Met een schichtige blik op mijn gezicht kijk ik achterom terwijl ik de laatste paar treden van de trap af ren. Dat was dom, ontzettend dom. Ik zie nog net Jelmer bovenaan de trap staan voordat ik struikel en hard met mijn hoofd op de grond val.

Binnen een paar seconden voel ik het koude mes dat tegen de zijkant van mijn nek aan wordt gehouden. Ik ril en kijk Michiel voor de laatste keer aan, die achter Jelmer staat en nog steeds een koele blik op zijn gezicht heeft. Toch meen ik een klein spoor van medelijden in deze blik te bespeuren. Tranen prikken in mijn ogen terwijl ik op de genadeslag wacht.

Plotseling zie ik vanuit mijn ooghoek Michiel op de grond vallen. Wat gebeurt er? Ik probeer mijn hoofd op te tillen, maar voel tegelijkertijd dat ik bijna mijn bewustzijn ga verliezen: de buitenwereld vervaagt, maar ik zie nog steeds het trouwe gezicht van Michiel voor me, de valse blik van Jelmer, de vertrouwde gezichten van mijn ouders en tenslotte Noa. Noa? Dan voel ik de pijn die het mes aanricht in de vorm van een hevige steek, voel dat ik leegbloed, voel dat de plas rondom mijn hals warm is en voel dat de duisternis me uiteindelijk in zijn greep neemt...

Meerdere kantenWhere stories live. Discover now