Hoofdstuk 7: Redder in nood

17 1 0
                                    

Hi!

Dit is het laatste hoofdstuk van 'Meerdere kanten' DEEL 1. Vanaf het volgende hoofdstuk begint DEEL 2, dat zich twee jaar en zes maanden later afspeelt. Dit hoofdstuk is iets korter dan de andere hoofdstukken, maar ik hoop dat jullie het alsnog met plezier zullen lezen!

xxx

Wit. Alles om me heen is wit. Is dit de hemel? In dat geval heeft Jelmer toch zijn zin gekregen: hij heeft succesvol wraak genomen. 

Wie is dit? Een engel? Nee, het is Noa. Hoe kan dat nou? Is zij ook doodgegaan?

'Joyce.' De zachte stem van Noa dringt tot me door. 'Kun je me horen?' Ik probeer te knikken, maar het voelt vreemd, alsof er iets om mijn nek zit. Een verband? Dan realiseer ik het me pas: ik leef nog. Ik knipper met mijn ogen en begrijp meteen waarom ik dacht dat dit de hemel was: de zaal waarin ik me bevind is spierwit. Naast mijn bed hangt een wit gordijn dat mijn zaaltje scheidt van de ruimte hiernaast. 'Ze is bijgekomen,' zegt Noa zacht. Tegen wie praat ze? Ik kijk voorzichtig om me heen en zie tot mijn opluchting twee vertrouwde gezichten. 'Pap en mam,' stamel ik. Mijn moeder heeft rode ogen van het huilen en ziet er erg bleek uit, terwijl mijn vader er juist ontzettend opgelucht uitziet. Hij is vast blij dat ik ben bijgekomen. 'Wat...wat is er met mijn nek gebeurd?' stamel ik zacht. Dit was voor mijn moeder blijkbaar een nieuwe aanleiding om in huilen uit te barsten. 

'Het mes heeft je slagader godzijdank net gemist, maar heeft een ader schade toegebracht,' zegt mijn vader rustig. 'De snee is keurig gehecht. Daarom zit er nu een verband op die plek.' Ik knik langzaam ten teken dat ik het begrijp en verplaats mijn blik naar die van Noa. 'Waa...waarom ben jij hier, Noa?' 'Ik heb 1-1-2 gebeld toen je gewond raakte,' zegt Noa zacht. 'Het spijt me dat ik niet eerder kwam, Joyce. Het spijt me echt! Als ik een paar seconden eerder was geweest, had Jelmer je nooit...' De brok in haar keel neemt kennelijk de overhand, want ze stopt met praten terwijl er een traan over haar wang rolt. 'Ik...ik snap het niet,' stamel ik. Eerder gekomen? Is Noa gisteren naar mijn huis toegekomen? 

'Noa heeft ons alles verteld,' snikt mijn moeder. 'Het spijt je vader en mij vreselijk. We wisten dat er iets met je aan de hand was, maar we hebben nooit écht doorgevraagd. Totdat je bijna...' Ik weet onmiddellijk wat ze wil zeggen: totdat ik bijna werd vermoord. Het had niet veel gescheeld of ik was hier nu niet geweest. Het besef komt hard aan; ik kan het nog steeds niet geloven. Mijn moeder kan het blijkbaar niet opbrengen om verder te praten, want haar stem stokt en mijn vader neemt het over. 'Noa had door dat je verhaal over de brieven foute boel was. Daarom ging ze om 13:51 uur naar ons huis toe en zag dat je in gevaar verkeerde. Gelukkig zit deze meid naast dansen ook op judo en schakelde Michiel en Jelmer zonder al te veel moeite uit, waarna ze 1-1-2 belde. Je ligt nu op de intensive care, lieverd. Jelmer en Michiel zitten op het politiebureau; ze komen hier niet zomaar mee weg.' 

Ik kan nog steeds niet bevatten dat dit allemaal is gebeurd, ook niet nu mijn vader alles ter plekke heeft uitgelegd. Ik sluit mijn ogen en denk hard na, maar ik zie slechts flitsen van de gebeurtenissen voor me. Ik kan me alleen herinneren dat ik bijna door Jelmer ben vermoord. Verder verschijnen er een paar wazige herinneringen op mijn netvlies, waaronder de laatste blik van Michiel. Mijn hart begint meteen sneller te kloppen. Ondanks alles moet ik toegeven dat mijn liefde voor hem niet helemaal is verdwenen. Bijna, maar niet helemaal...

Na drie dagen mag ik weer naar huis. Ik voel me goed, maar merk dat ik me nog steeds niet op mijn gemak voel als mijn vader de deur opent. In dit grote, witte huis is alles gebeurd: de dreigbrieven, het bekladde boek, de bebloede spijkerbroek, de poging tot moord... Ik probeer het beeld te verdringen, maar zie meteen het scherpe mes weer voor me en sta stokstijf stil. Mijn ouders kijken me ongerust aan, terwijl ze de deur voor me openhouden. 'Wat is er schat?' vraagt mijn moeder onmiddellijk. 'Ik wil op mezelf wonen,' gooi ik eruit. 'Zo snel mogelijk. Ik kan hier niet meer blijven wonen. Alles herinnert me aan datgene wat ik het liefst zou willen vergeten.' Mijn ouders knikken, niet bepaald verrast. 'We hadden al verwacht dat je dat zou willen,' zegt mijn vader met een voorzichtige glimlach op zijn gezicht. Hij doet de deur weer dicht en slaat zijn armen liefdevol om me heen. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat mijn moeder onopvallend een traan wegpinkt. 'Je moeder en ik hebben het er al over gehad,' fluistert mijn vader in mijn oor, 'en we vinden het goed. Je bent achttien jaar en volwassen genoeg. Maar kom eerst binnen, oké? Daar praten we verder.' 

Een week later

'Een cappuccino en een cola, graag.' 

De blonde ober, ik schat een jaar of twintig, neemt met een knikje onze bestelling op en loopt met snelle pas weg. 'Wauw,' fluistert Noa terwijl ze hem nakijkt. Ze fluit hem gelukkig nog net niet na. 'Die ziet er niet slecht uit, zeg.'
Ik lach. 'Jij mag hem hebben, ik val niet op blond. Niet meer, tenminste,' verbeter ik mezelf. Mijn verspreking levert me een meelevende blik van Noa op. 'Houd je nog steeds van hem?' 
Ik zucht. 'Ik weet het niet. Ik heb te lang te veel voor Michiel gevoeld om hem nu uit te kotsen, snap je? Dus... Ja, ik heb nog steeds gevoelens voor hem. Ik kan me niet voorstellen dat hij dit heeft gedaan; daarnaast heb ik geen idee of hij ooit gevoelens voor me heeft gehad.' 'Ik snap het,' zegt Noa zacht. 'Sorry dat ik erover ben begonnen, Joyce.'
Ik glimlach. 'Het maakt niet uit. Ik ben benieuwd wat de uitspraak van de rechtbank zal zijn. Het beangstigt me wel dat ze op dit moment gewoon thuis zitten.' 'Ze zullen je niets meer doen,' stelt Noa me gerust. 'Dat is niet mogelijk. En anders bel je mij, oké?' Ze geeft me een knipoog, waarna ze haar blik afwendt. 'Oeh, daar komt die schattige ober weer aan. Zal ik zijn nummer vragen?'
Ik lach. 'Ik zeg doen. Zo'n stoer wijf dat even twee jongens neerslaat wil elke ober wel, toch?'
Noa giechelt. De jongen zet de drankjes op tafel en als hij weg wil lopen trekt Noa hem zacht aan zijn mouw. Ze fluistert iets in zijn oor, waarna hij grijnst, iets op een briefje krabbelt en deze onopvallend aan Noa geeft. Als hij wegloopt proest ik het uit. 'Dat je dat durft... Ik word al nerveus als een jongen me per ongeluk aanraakt.' 'Oefening baart kunst,' lacht Noa. 'En die oefening krijg je genoeg als je op jezelf woont, tijdens feestjes bijvoorbeeld. Heb je al wat in gedachten? Je blijft toch wel in Groningen wonen, hè?'
Ik knik. 'Ja, dat is lekker dichtbij de universiteit. Pfff, ik word al nerveus als ik aan de universiteit denk. Het is al na de vakantie!' Noa knikt. 'Toch lijkt het me een geweldige tijd. Ik komt trouwens wel vaak langs, hoor!' 

Meerdere kantenWhere stories live. Discover now