[a/n ik dacht dat ik deze al lang had gepubliceerd, maar dat was blijkbaar niet zo. Excuses!!]
"'s Nachts,
Als de hemel schijnt,
En de zon
Al lang weg is,
Neem me dan mee,
En zorg,
Dat ik niet vergeet,
Dat 's Nachts
Als de hemel schijnt,
Jij bij me bent."Ik liep over de donkere straten van het kleine stadje naar huis. Wolken waren voor de zon getrokken, waardoor ze het op had gegeven en zichzelf had ingeruild voor de maan, die af en toe tussen de muur van wolken piepte. Terwijl ik naar de maan keek hoorde ik het mijn vader zeggen: "De maan houdt alles bij elkaar. Als je ooit het gevoel hebt dat je het niet meer weet of als je bang bent, moet je naar de maan kijken, die zorgt dat alles weer op zijn plek komt."
Maar hoe lang ik er ook naar keek, mijn ouders kwamen niet terug.
Een briesje waaide door de bomen boven me en kippenvel verspreidde zich over mijn armen, ondanks dat het nog steeds warm was. Ik was iets te lang in de boekenwinkel gebleven, en Dirk vond dat ik, als ik geen extra loon wilde voor de overuren, ik met hem mee moest en me door hem liet trakteren in een Italiaans restaurant, op de hoek van de straat. Zijn kinderen (hij was gescheiden van zijn vrouw) die allebei een jaar of vijfentwintig waren (het was een tweeling,) waren er ook en het werd heel gezellig. Maar daardoor kwam het wel dat ik nu, om half elf 's avonds, nog door de stad zwierf.
Schichtig keek ik om me heen door de door slechts een paar lantaarns verlichte straat. Ik zag niemand. Vreemd. Gewoon doorlopen en niet meer omkijken. Gewoon doorlopen en niet omkijken. Gewoon-
"Meredith?" een oude man schoot uit het niets uit een straatje. Met de snelheid van een slang (en met het uiterlijk van een rat) pakte hij mijn bovenarm vast.
Ik deinsde met grote ogen achteruit.
"Waarom..." De man pakte mijn kin vast en keek me in mijn ogen. Zijn stinkende adem gleed over mijn gezicht. "... Ben jij hier nog?"
Mijn hart hamerde tegen mijn borstkast aan. Ga weg, ga weg, ga weg, leek het te zeggen. Ga weg, ga weg, ga weg.
"I-I-Ik," ik knipperde met mijn ogen en probeerde om iets zinvols te zeggen, of om keihard te gillen. Maar op de een of andere manier lukte het niet. Ik was verstijfd van angst. Wie was die man, met zijn gore, ongewassen haren en zijn ruwe handen? Waarom deed hij alsof we elkaar kende?
De handen van de man gleden naar mijn bovenarmen, toen naar mijn handen. Hij kneep er in.
"Hé!" hoorde ik opeens. Voetstappen naderde ons, en de man liet me meteen los. Godzijdank.
"Laat haar met rust, man," riep een vrouwenstem. Ik liet een zucht van verlichting. Stevie. Haar warme armen trokken me weg bij de angstaanjagende man, die me met zijn glimmende ogen aankeek.
"Flikker op, of ik bel de politie," snauwde ze.
De ogen van de man flitsten even over Stevies brede schouders, getatoeëerde armen en keek weer naar mij, voordat hij zich op zijn hakken omdraaide en in het donker werd opgeslokt.
Stevie trok me tegen haar aan, en bekeek me eens goed. "Heeft die hufter je nog meer aangeraakt? Is alles oké? Waar kwam die klootzak vandaan?"
Ik schudde huiverend mijn hoofd en keek naar de schaduwen van de straat, waar de man in was verdwenen. "Ik- ik heb geen idee."
Stevie maakte een grommend geluidje en nam me toen met zich mee. "Mijn auto staat daar. Ehm, Paula is er nog wel, ik was van plan om haar thuis af te zetten maar ik moet er niet aan denken om jou hier te laten lopen," zei ze terwijl ze me naar haar auto trok. In de bijrijdersstoel zag ik een bruinharig meisje, van een jaar of zeventien.
Stevie opende de deur voor me, en liet me naar binnen. Ik trilde nog van top tot teen, en het koste moeite om de veiligheidsgordel vast te maken.
Paula draaide zich om, en keek me aan. "Ehm, hoi," zei ze met een verlegen glimlach.
Ik vertrouwde mijn stem niet helemaal, dus ik gaf haar een waterige glimlach en een knikje.
Stevie schoof achter het stuur en starte de auto. "Dit was niet helemaal hoe ik jullie aan elkaar voor had willen stellen, maar Paula, dit is Meredith en ... Goed."
Daarna zette ze de radio aan en een gesprek werd niet meer opgestart. Ik voelde me een beetje schuldig dat ik hun date had verpest, maar ik kon niet helemaal helder nadenken. Waarom kende die man me? Waarom zag hij er zo raar uit, aslof hij dagen lang had gewandeld in de regen en niet had geslapen. Zijn gezicht was in mijn hoofd geprent en ik kreeg het er niet uit. Elke keer als ik knipperde zag ik hem voor me; ranzige slierten vet (of nat?) haar, een vadsige, vette neus waar je de poriën duidelijk kon zien, donkere kringen onder zijn glimmende kraaloogjes: hij straalde een en al gorigheid uit.
"Meer?"
Mijn hoofd schoot omhoog toen ik mijn naam hoorde.
"We zijn er. Moet ik met je mee naar binnen lopen of..?"
Ik schudde mijn hoofd. "Nee hoor, dat ehm, dat lukt me wel."
"Zeker weten?" Stevie keek me bezorgd aan. Zoals ik al eerder zei: mensen schrokken vaak door haar tattoo's, piercings en gescheld (dat ze minder gebruikte als ik er bij was, omdat ze me als een soort zusje zag en als haar zusjes erbij waren schold ze nooit, of heel weinig, omdat ze niet wilde dat ze haar taalgebruik overnamen), maar ze was heel lief en behulpzaam. Ze had een gouden hart.
"Ja, zeker weten," zei ik, ook al wist ik het niet zeker. Wie weet of dat vieze mannetje ons had achtervolgt en bij de trap zat? Het was er altijd zo donker.. "Bedankt voor ehm, nou ja.."
"Dat zit goed, hun'."
"Tot ziens, Paula," zei ik, ook al vroeg ik me af of ik 'tot ziens' moest zeggen, aangezien Stevie nooit een vaste vriendin had gehad nadat haar vorige achter haar rug om een vriend had waarmee ze af en toe... "afsprak".
Paula wierp me een warme glimlach toe. "Tot ziens, Meredith."
"Als er iets is, bel je me meteen, oké?" zei Stevie nog gauw voordat ik de deur achter me dicht deed.
"Oké."
En toen stond ik alleen op de stoep, het grote, oude huis voor me. Ik schraapte het kleine beetje moed dat ik in me had bij elkaar en liep toen met het gevoel alsof ik bakstenen in plaats van voeten had naar de deur. Aan de ene kant wilde ik zo gauw mogelijk naar binnen, naar Kat en naar waar mijn warme, veilige bed lag, maar aan de andere kant wilde ik zo lang mogelijk worden bewaakt door Paula's en Stevie's ogen.
Uiteindelijk stak ik toch de sleutel in het slot en ik liep het donkere halletje in. Mijn handen zochten het knopje van het kleine lichtpeertje, die na wat geflikker aanfloepte. Achter me startte Stevie de auto, en na nog een laatste zwaai reed ze weg. Ik was alleen, op mijn boven- en onder buren na. Maar die sliepen vast al lang, dus ik had het gevoel dat ik in mijn eentje was.
Ik liep de smalle trap op, naar boven. Tegen de muur was een nieuwe wijnvlek verschenen, en ik maakte een mentale notitie om mijn bovenbuurman te melden dat hij weer zijn witte verf tevoorschijn moest halen.
De scharnieren van de deur kraakte even toen ik de deur open deed, maar het geluid was zo bekend dat ik er niet echt meer over nadacht. Ik deed mijn schoenen uit, gooide mijn jas op de kapstok en liep naar de woonkamer. Waar ik bijna een hartverzakking kreeg van schrik.

JE LEEST
Gone
RomanceOpeens was hij er. Hij stond voor me; lang, met brede schouders en groene ogen. Razend knap. "Pardon," zei hij terwijl hij verwilderd om zich heen keek. "Mag ik misschien wat vragen?" "G-Ga je gang," zei ik verlegen tegen de vreemde man. "Weet u dru...