Hoofdstuk 4

1.3K 145 24
                                    

[a/n ik weet dat het nog niet 28 juli is, maar ik heb nu wifi en over drie dagen misschien niet. Vandaar de update :)
Voor iedereen die is blijven elzen: dankjewel 🐻❤️ Ik vind jullie echt geweldig! Mijn pauze was heerlijk, ik heb 10 hoofdstukken kunnen schrijven voor het uitgever boek en ik ben echt happy!
IK STA TROUWENS IN DE 7DAYS EN IK BEN ZO HAPPY WTF MAN IK BEN 14 IK HAD NOOIT VERWACHT DAT IK IN ZOIETS ALS DE 7DAYS ZOU KOMEN MET EEN INTERVIEW, LAAT STAAN DAT IK EEN CONTRACT BIJ EEN UITGEVER ZOU HEBBEN EN IDK ALLES KOMT NU OP ME AF EN IK EN ZO BLIJ SJSJWHWNWHWUSISKAJAN

P.s. Wattpad moet even zn shit together krijgen en stoppen met constant updaten. Ben ik net gewend aan de ene update, smijten ze weer een nieuwe naar m'n kop. Pfff..]

Idioot, raar, debiel.
J & M.
Ik was niet dom, mijn hersenen maakten gelijk een connectie.
Jules en Meredith.
Was het toeval dat ik hem op diezelfde dag tegen was gekomen? En wat bedoelde hij met 'voor altijd de jouwe'? Ik kende hem niet eens. Ik wist niet eens van zijn bestaan af vóór vandaag. Ik had nog nooit van een Jules gehoord voordat hij me op straat aanhield. En in mijn bezit was hij helemaal niet.
En nee, ik had ook geen gevoel dat ik hem in een andere dementie had gekend. Een mens leeft maar één keer, en niet meer. Ik was geen kat.
En wat bedoelde hij met 'ik heb acht jaar minder'? Was hij ziek? Kanker, een hart of vaat ziekte? Oh grote goden, hij zag er zo mooi en jong uit. Zo iemand zou niet dood moeten gaan een een of andere ziekte. Niemand zou dood moeten gaan aan een ziekte, maar al helemaal geen mensen die zo jong waren als Jules! 'When you're picking flowers, you'll only take the pretty ones', had mijn tante Lilly uit Engeland eens gezegd toen ik bij haar woonde en me huilend op mijn knieën afvroeg waarom God mijn vader en moeder allebei tegelijk op dezelfde dag had weggenomen. "And so does God."
Vanaf dat moment kocht ik niet de mooiste en verste bloemen als ik in de bloemenwinkel was, ook al wist ik dat mijn ouders er nog waren. Ik vroeg meestal naar de bloemen die de bloemist weg wilde gooien. In het begin wierp hij me vreemde blikken toe, maar al gauw raakte hij er aan gewend.
En ik ging ook niet meer elke zondag naar Zijn huis, want waarom zou ik in iemand geloven en voor Hem en met Hem bidden als hij degene die het meest voor me betekende weg had genomen? Het was niet logisch.
"Alles goed, wijffie?" galmde de stem van mijn bovenbuurman door het hoge, smalle halletje heen.
"Nee, eigenlijk niet," fronste ik. "Kunt u even een ja of een nee zeggen?"
"Ja."
"Oké, tot straks dan maar," ik deed de deur open en stapte het koele halletje uit, naar buiten. De dikke, eikenhouten deur viel achter me in het slot. Waar had ik hem gebracht? Waar wilde hij heen? Drukkerij.. Versluys? Verluyt? Verbuys? Mijn voeten maakten contact met de gloeiend hete stoeptegels, en ik keek naar beneden. Ik was mijn schoenen vergeten. Oh nee hè. Nou ja, dan maar zonder.
Mijn blote voeten ketsten tegen de grijze tegels aan toen ik joggend door de straten rende. Drukkerij Verloogh, schoot er door me heen. Drukkerij Verloogh, zo heette het. Anno nogwat.
Mijn nieuwsgierigheid borrelde onder in mijn buik. Nieuwsgierigheid en angst. Ik was bang voor wat ik misschien te horen zou krijgen, wie wist of Jules een ziekte had? En of hij dood ging? Zeven jaar had hij, stond er in zijn brief. Zeven jaar.
Zeven jaar om te leven?
Ik sudderde bij de gedachte, ondanks dat het warm was. Zeven jaar klonk veel, maar het was niets. Het was om in een haverklap, en ik heb ervaring. Over een tijdje gaan we weg, zei m'n vader. Maak je geen zorgen.
Honderdvierenveertig dagen later was het de eerste keer dat ik 's ochtends wakker werd en hem niet hoorde zingen in de douche, of mopperen over het koffiezetapparaat dat het niet deed, of lachen om een ikje van het NRC, of praten met de postbode of-
Honderdnegenenveertig dagen later werd ik afgezet bij tante Lilly, om daar te blijven tot ik oud genoeg was om op mijn eigen benen te staan.
Ik schudde mijn hoofd om de pijnlijke herinneringen er uit te halen. Het was over, klaar. Niet aan denken. Kastje dicht doen en verder gaan.
In de nauwe straatjes van de buurt waar de drukkerij zat, was het mogelijk nog warmer dan in de drukke winkelstraten. De modder die tussen de oude kinderkopjes zat was kurkdroog, en het gras dat er normaal doorheen groeide was dood aan het gaan. Waar een paar maanden sneeuw had gelegen, lag nu uitgedroogd gras.
Mijn voeten deden pijn van de mix van de hete grond, steentjes en takjes en ik hoopte vurig dat ik er bijna was en dat ik kon zitten. En dat Jules me zo kon vertellen wat er was.
Gelukkig. Daar, om het hoekje zat de drukkerij. Het bordje met 'Drukkerij Verloogh, Anno 1798' zag er verwelkomend uit, en ik was blij dat ik er eindelijk was.
Mijn trillende vingers vormde een vuist, en ik klopte ermee op de massieve deur. Mijn hart bonsde als een razende in mijn keel, maar ik had geen idee waarom.
"Sorry, we zijn geslot- oh, jij," dezelfde dikke man die vanmiddag open deed keek op me neer. Nerveus ging hij met zijn ogen de straat af. "... Zoals ik al zei, we zijn gesloten. Je kunt morgen terug komen."
Verlegenheid spoelde over me heen, zoals altijd als ik met mensen waarmee ik niet elke dag praatte, praatte. "I-I-I-Ik," stamelde. "I-I-Ik.."
"Jij wat?"
Ik slikte. "I-I-Ik kom v-v-voor Jules?" Het klonk vragend.
De man keek me achterdochtig aan. "Waarom?"
Met trillende vingers pakte ik het briefje uit mijn broekzak. "D-D-Deze v-v-vond ik i-i-in mijn, eh, p-p-post?"
De man deed zijn leesbril op en bekeek het papier. Hij verstrakte. "Jules!!" riep hij naar achter. Er klonk wat gestommel, en toen verscheen zijn gezicht om het hoekje van de deur. Mijn adem stokte in mijn keel. Ik was vergeten hoe ontzettend móói hij was.
"Ja?" zijn ogen vonden die van mij, en hij bevroor. "Wat doe jij hier?" snauwde hij.
Ik kromp in elkaar, en sloeg mijn armen instinctief om me heen. Waarom was iedereen zo boos op mij, vandaag? "I-Ik vond d-deze in-"
"Deze lag in haar postvak," de oude man liet het verkreukelde papier zien.
Jules' ogen flitsten over het papier en daarna vonden zijn felgroene ogen die van mij. "Hoe kom je hier aan?" blafte hij, terwijl hij een stap dichterbij deed. Ik deinsde achteruit. "I-I-Ik-"
"Stop met je gestotter en gestamel, en vertel me hoe je hier aan komt!" gromde hij. Hij was zo dicht bij me dat ik zijn geur kon ruiken. Hij rook naar zoethout, en zee. Zo'n fijne geur, maar hij maakte me zo bang. Trillend op mijn benen keek ik hem aan. "H-H-Het lag i-in m-mijn po-po-post," beefde ik.
Jules hief zijn arm op en sloeg tegen de muur naast me. Ik kromp in elkaar door het geluid. Niet doen, niet doen, niet doen, niet doen.
"Waarom ben je hier gekomen?" vroeg hij. Hij was zo dichtbij, ik kon zijn adem op mijn gezicht voelen.
"Ik weet het niet," zei ik bang.
"Ga naar huis," siste hij.
"Ben je ziek?" vroeg ik toen. Waar ik de moed vandaan had kunnen halen, wist ik niet.
"Ziek?"
"Je hebt nog.. Je hebt nog zeven jaar, stond er in de brief," zei ik.
Het was dood stil.
"Ik heb nooit gevraagd of je je met me kon bemoeien," zei Jules langzaam. Zijn ogen vonden die van mij. Ik was doodsbang. "Ik wil niet dat je je met me bemoeid. Je bent een god-veroemd-het irritant meisje, waarmee ik niets te maken wil hebben. Je kan me niets schelen, hoor je me? Wat mij betreft val je dood."
Met bange ogen keek ik hoe hij zich omdraaide, en naar binnen liep. De oude man keek me met verontschuldigende ogen aan. "Het spijt me," zeiden zijn ogen. En toen verliet ook hij het nauwe straatje, en ging hij naar binnen.
Een snik verliet mijn keel. 'Je bent een god-veroemd-het irritant meisje, waarmee ik niets te maken wil hebben,' galmde het door mijn hoofd. 'Je kan me niets schelen.' 'Wat mij betreft val je dood'.
Waarom trok ik het me zo aan? Waarom voelde het alsof iemand met een zaag door mijn lichaam ging? Waarom voelde het alsof iemand met een mes in mijn hart stak?
Ik had niet door dat ik in elkaar was gezakt. Pas toen de lantaarnpalen aangingen, het pikkedonker was en ik het zelfs koud kreeg krabbelde ik overeind.
'Je kan me niets schelen'
Ik hief mijn hoofd en keek met betraande ogen naar het huis. Ik wilde hem vertellen dat hij mij ook niet kon schelen. Maar ik kon de woorden niet zeggen. Verstikt door mijn tranen verliet ik het straatje, niet wetend dat Jules daar, in het huis, met zijn handen onder zijn hoofd naar het open dakraam keek, zwijgend, hopend dat hij zijn woorden terug kon nemen.

[a/n comments en votes zouden leuk zijn 🐻❤️]

GoneWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu