A Magic World.

Hoofdstuk 9

Alice en Jasper lopen door de gangen van Zweinstein, opzoek naar Harry Potter. 'Rond brilletje en een litteken in de vorm bliksem boven zijn wenkbrauw...' Alice kijkt naar alle leerlingen, maar ze ziet geen Harry. Dan ziet ze een lange jongen met oranje haar. 'Misschien weet hij iets?' Alice wijst naar de jongen. 'Waarom denk je dat?' Vraagt Jasper. Alice haalt haar schouders op. 'Een gevoel...' Samen lopen ze naar de jongen toe. 'Hoi!' Alice kijkt de jongen aan. 'Hallo?' De jongen kijkt Alice en Jasper verwaand aan. 'Wij willen je wat vragen, mag dat?' Je kan wel merken dat Alice veel anders in elkaar zit dan haar broer Emmett een stuk vriendelijker. 'Ja...' De jongen kijkt om zich heen. 'Weet jij misschien iets van Harry Potter? En waar die is?' Vraagt Alice voorzichtig. Gelijk komt de jongen in aanval. 'Wat moet je met Harry?!' Jasper kijkt de jongen boos aan. 'Zeg gewoon waar die is knul, het gaat om zijn veiligheid,' zegt hij koeltjes. 'Hee Ron! Wie zijn dit?' Een jong meisje met lang oranje haar waarschijnlijk het zusje van de jongen die dus Ron heet komt erbij staan. 'Ze willen weten waar Harry is!' Alice ziet dat Ron bezorgd is, niet boos omdat hun iets vragen maar bezorgd om zijn vriend. 'Hoezo moeten jullie dat weten? Wat moeten jullie met mijn vriend?' Het meisje met de lange rode haren kijkt ook erg bezorgd. 'Hij is in gevaar, we willen hem alleen maar helpen, jullie mochen erbij zijn als we met hem praten we doen hem echt niks,' Alice kijkt de twee vriendelijk aan. Ron en het meisje worden al wat rustiger. 'Ik ben Alice en dit is mijn vriend Jasper. En hoe heten jullie?' Glimlachend kijkt Alice de twee aan. 'Ik ben Ron en dit is mijn zusje Ginny,' Ron is wat rustiger maar kijkt nog erg geschrokken. 'Okè, Ron en Ginny, willen jullie ons alsjeblieft naar Harry brengen?' Vraagt Jasper. Ron en Ginny kijken elkaar aan. 'Goed kom maar mee,' zeggen ze zacht.

'Harry? Er zijn twee mensen die je willen spreken,' Ron, Ginny, Alice en Jasper komen de kamer van Harry en Rom binnen. Daar zit hij dan. Harry Potter, een jonge jongen die al meer dingen heeft meegemaakt dan een vampier in honderd jaar meemaakt. 'Hallo,' Harry staat op en gaat voor Alice en Jasper staan. Het andere meisje die naast Harry zat staat ook op. Een mooi meisje met lang bruin haar. 'En hoe heet jij?' Vraagt Alice aan het meisje. 'Hermelien...' zegt ze onzeker. Ginny, Ron en Hermelien gaan naast elkaar staan. 'Wie zijn jullie?' Vraagt Harry. 'Wij komen je redden Harry,' zegt Alice kalm. 'Redden waarvoor?' Harry kijkt Alice verward aan. 'Voor Voldemort,' zegt Jasper rustig. De vrienden van Harry slaan een hand voor een mond. 'Voldemort...? Is hij hier?' Hermelien kijkt paniekerig naar Harry. 'Hij is in het kasteel, en hij is niet alleen. Er is iemand bij hem die gevaarlijk is en die geen tovenaar dood kan maken, daarom komen we jou helpen en ook om dit kasteel te beschermen,' legt Alice uit. Met een bang gezicht staart Harry voor zich uit. 'Je hoeft niet bang te zijn er zijn genoeg mensen die je beschermen maar dan moet je wel goed naar ons luisteren,' Jasper legt een hand op de schouder van Harry. 'Maar wat zijn jullie dan? Ook tovenaars?' Vraagt Ron. Jasper en Alice kijken elkaar aan, ze mogen niet vertellen dat ze vampieren zijn en dat het liefste in hun nek willen bijten. 'Dat mogen we niet zeggen, niet nu in iedergeval. Ga maar mee naar professor Perkamentus,' Alice loopt de kamer uit. Ginny houdt Harry stevig vast en Hermelien houdt Ron stevig vast, met zijn allen lopen ze naar het kantoor van Perkamentus. Aangestaard door alle leerlingen lopen ze door de gangen. Harry kijkt angstig om zich heen of hij Voldemort ziet. Zoekend kijkt hij naar het plafond. 'Waren jullie nu maar hier pa en ma...' zegt hij in zijn hoofd. De tranen springen zijn ogen. Voldemort is in het kasteel om hem te vermoorden en hij heeft iemand meegenomen die zelfs een tovenaar niet kan dood maken. Harry voelt dat er iets niet goed is, dit kunnen wel zijn laatste maanden of misschien wel weken zijn op Zweinstein... en op deze wereld...