Hoofdstuk 25

149 8 0
                                    

Eindelijk mag ik uit het ziekenhuis. Met mijn valies aan mijn zij loop ik naar de auto van mijn zus. 'Hey.' Zegt ze als ik naast haar in de auto zit. 'Hey.' Antwoord ik. Ze start de auto. 'Voel je je al wat beter?' Ze kijkt me aan. Ik knik en dan begint ze te rijden naar huis. Hoe zal het daar zijn? Zouden ze me gemist hebben?

Niet veel later komen we aan. Als ik binnen ben loop ik meteen naar mijn kamer en laad ik mijn valies uit. Ik wil net een T-shirt in mijn kast leggen wanneer ik geklop hoor. 'Binnen!' Roep ik en leg het T-shirt neer. Wanneer ik me omdraai zie ik Clari staan. 'Wat doe jij hier?' Vraag ik verbaasd. 'Ik wil praten.' Ze kijkt naar de grond. Ik loop naar haar toe en pak haar op. 'Oke is goed.' Ik met Clari in mijn armen naar mijn bed en ga zitten. Ze zit op mijn schoot. Er is even een stilte. Tot dat ze begint te praten. 'Het spijt me.' Haar zachte stem vult de kamer. 'Het spijt me dat ik je negeerde en al die woorden die ik zei is niet waar. Ik hou van je! Ik wil graag onze band van vroeger terug.' Ze kijkt me lief aan. Ik zie tranen in haar ogen. 'Niet huilen, lieverd. Het is al goed! Ik hou ook van jou.' Ik neem haar in een strakke knuffel. 'Onze band gaat nooit verloren.' Fluister ik. Er loopt een traan naar beneden. Eindelijk heb ik mijn dochter terug. 'Niet wenen mama.' Zegt ze na de knuffel en veegt mijn tranen weg. Ik glimlach. 'Ik ben gewoon blij.' Zeg ik. 'Ik ook!' Ze knuffelt me weer.

Heel het avond eten heeft Herman wel naar me gekeken. Ik voelde me ongemakkelijk. Maar zo erg vond ik het niet. Clara en ik hebben de hele tijd nog gepraat. Het is echt terug als vroeger en daar ben ik zo blij om. Als iedereen klaar is met eten loop ik naar de zetel. Binnen een week moet ik terug naar het ziekenhuis, voor nog een tumor. Een zucht verlaat mijn lichaam. Ik hoop zo dat ik snel beter word, ik weet niet of ik het nog lang geheim kan houden.

Langzaam sta ik op uit mijn bed. Ik kijk op de klok en zie 23.00 staan. Ik kan maar niet slapen. Stilletjes, voor niemand wakker te maken, loop ik naar beneden. Als ik in de keuken sta pak ik wat melk en ga op een kruk zitten. 'Kan je ook niet slapen?' Ik schrik en draai me om. Herman staat achter me. Ik schud mijn hoofd en hij komt naast me zitten. Het is een lange tijd stil. 'Waar was je?' Vraag hij dan. 'Gewoon bij een vriendin.' Antwoord ik. We kijken een lange tijd in elkaars ogen. Wat mis ik hem toch. 'Ik heb je gemist.' Fluistert Herman. Ik voel me rood worden. Is dit een droom?! Hij komt dichter naar me toe en ik ga dichter naar hem. Net wanneer onze lippen nog maar een centimeter van elkaar zijn bedenk ik me. Ik kan Maria dit niet aandoen. 'Herman dit is verkeerd en trouwens je houdt toch niet van me dus waarom zou je Me kussen.' Ik duw hem wat naar achteren en loop dan de keuken uit. Wou hij me echt kussen?

SilenceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu