6

844 26 2
                                    

Ik knipper met mijn ogen. Een streepje zonlicht schijnt door de gordijnen recht mijn ogen in. Hannah ligt nu 2 weken in de ziekenbarak. Mijn moeder is niet meer geweest. Van de aardige verpleegster heeft ze gehoord dat haar moeder haar niet mag komen bezoeken. Ik kijk om me heen. De verpleegster ligt slapend in een half verotte stoel. Het kleine meisje naast me slaapt nog. Evenals de oude man. De man, die Frank heet, en ik hebben een goede band opgebouwd. De afgelopen 2 weken hebben we veel gepraat. Hij is samen met zijn vrouw opgepakt. Hij is achtergebleven in auschwitz en zijn vrouw is doorgestuurd naar een ander kamp.
Aan mijn andere kant ligt een pools meisje: Zofia. Ze lijkt me wel aardig, hoewel we natuurlijk een andere taal spreken. Plotseling word de deur opengegooid. De verpleegster schrikt wakker. Verschrikt kijkt ze naar de deur. In de deur staat een soldaat. Dreigend kijkt hij door de barak. 'Ligt hier Peter van kierovitz?' Vraagt hij met een diepe basstem. 'Nee' antwoord de verpleegster zachtjes. 'Oke' zeg de soldaat en hij kijkt nog een keer grijnzend door de barak. Ik lig geschrokken in mijn bed. Ik kijk naar Frank. Hij ziet er wit uit. Witter dan hoort. Dan vallen alle puzzelstukjes in mijn hoofd op zijn plaats. Ik denk aan wat hij zij: ~ik heb hartproblemen. Als er iets plotseling gebeurd kan mijn hart het niet aan~. 'Dokter, hij heeft een hartstilstand!' Gil ik terwijl ik naar Frank wijs. Snel springt de verpleegster op en begint te reanimeren. Ze roept naar mij: 'snel, haal hulp!' Ik spring mijn bed uit en loop met wankele passen naar de deur. Ik open hem en schreeuw naar buiten: 'help! Iemand heeft een hartaanval! Help!' Uitgeput zak ik neer in bewusteloosheid op de grond.

Ik zweef. Ik zweef boven de wolken. Langzaam begin ik de zakken. Ik herken waar ik ben. Het park vlak bij mij huis. Ik vlieg verder. Op een picknickkleed zit een gezinnetje te eten. Ik vlieg er naartoe. Dan herken ik wie het zijn. Het zijn mijn moeder, mijn vader en ik.

Ik open mijn ogen. Wrijf er een keer in. De verpleegster zit op de rand van mijn bed. 'Hannah! Je bent er weer' zegt ze opgelucht 'je bent 2 dagen bewusteloos geweest. Plotseling herinner ik het me weer. Frank. 'Hoe gaat het met Frank?' Vraag ik. De verpleegster slaat haar ogen neer. 'Sorry Hannah, hij heeft het niet gehaald'.

AuschwitzWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu