H. 18

25 5 2
                                    

Ik werd wakker in een donkere kamer. Ik voelde dat er touwen rond mijn polsen zaten. Ik herinnerde weer wat er allemaal was gebeurt. Ik vond het alleen raar dat ik geen pijn meer voelde in mijn benen. Ik probeerde de touwen losser te krijgen door mijn polsen te draaien. Ik zuchtte toen het niet lukte.

Ik hoorde het ratelen van sleutels en het openen van een deur. Ik werd verblind door een plotseling licht. Iemand had het licht aangedaan. Na een paar seconden waren mijn ogen gewend aan het licht en zag ik dat er twee mannen voor me stonden. De mannen die ik had gezien op de dag dat mijn familie werdt ontvoert. Het waren de mannen die mijn familie had vermoord. De mannen waar ik al een paar jaar naar op zoek ben.

Ik voelde woede in me opborrelen. "Laat me gaan!" Schreeuwde ik. Een van de mannen begon te lachen. "Kai, doe nou niet" zei de andere man. "Bemoei je er niet mee, Ryan" snauwde Kai terug. Oké ik weet dus nu hoe ze heten.

Kai liep op me af. "Dus, vertel me, wat ben jij?" Vroeg hij. "Wat bedoel je!" Schreeuwde ik. "Welk monster ben je?". "Ik ben geen monster! Jij bent het monster hier!". Hij gaf me een klap, wat een brandend gevoel op mijn wang tot gevolg had. "Ik vraag het nog een kee-" begon Kai voordat Ryan hem onderbrak. "Kai, stop" zei Ryan op een dreigende toon. Kai draaide zich om en keek Ryan aan. Hij zuchtte en liep de kamer uit.

Het bleef even stil tussen mij en Ryan, tot dat hij de stilte verbrak. "Wil je zo misschien wat eten?" Vroeg hij. Ik knikte. Hij gaf me een kleine glimlach en liep de kamer uit. Ik zuchtte en keek naar het plafond.

De kamer was gevuld met een stilte. Het enigste geluid dat ik kon horen was het tikken van een klok en mijn ademhaling. Ik keek in het rond, zoekend naar een klok.  Raar genoeg vond ik er geen.

Ik keek links van me. Er was een hele grote spiegel die bijna de hele muur bedekte. Het was waarschijnlijk zo'n raam wat je ook bij de politie hebt. Als ik me goed concentreerde kon ik misschien mijn polsen heel warm maken waardoor de touwen verbrandden. Ik heb mijn toverstok misschien niet mee, maar ik kan nog wel warmte, of kou, door mijn lichaam laten stromen. Ik kon ook nog een klein beetje telekinese gebruiken, al heb ik dat nooit echt veel geoefend omdat ik dacht dat ik het nooit nodig zal hebben.

Ik keek naar de grond. Ik concentreerde me op mijn polsen. Ik voelde ze al iets warmer worden. Ik probeerde me nog harder te concentreerde op de warmte. Het deed wel pijn maar het was het waard. Ik voelde het touw vlam vatten. Ik glimlachte. Na een minuut waren mijn handen los.

Ik keek naar mijn polsen, er waren verschillende brandplekken te zien. Ik zuchtte en concentreerde me weer. Dit keer liet ik mijn polsen kouder worden. De pijn werdt veel minder. Ik liep richting de deur en bestudeerde het even.

Als ik in een weerwolf zou veranderen kon ik misschien de deur uit z'n voegen te duwen. Of, ik kon mijn vampier krachten gebruiken. Maar dan wil ik waarschijnlijk alles vermoorden wat op m'n pad komt. De bloeddorst zou me dan te veel worden. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik kon het weerwolf ding proberen, maar dan ben ik, denk ik, veelte groot. Als vampier ben ik veel sterker, veel sneller, en ik blijf ook nog gewoon even groot. Het enigste nadeel is dat ik dan bloeddorstig wordt, zoals ik net al zei.

Ik besloot om de gok maar te maken en het als vampier te proberen. Ik beet in mijn eigen hand en dronk een beetje bloed. Ik voelde me meteen veel sterker.

Ik liep naar de deur en trok het er gemakkelijk uit. Ik liep door de gang. De gang was helemaal wit, net als of ik in een ziekenhuis was. Ik keek door het raampje van een van de deuren en zag dat ik inderdaad in een ziekenhuis was. Het ziekenhuis was dan waarschijnlijk al een paar jaar verlaten, maar er waren wel een paar mensen in. Ik zag net een man, hij zat helemaal onder de schubben. Ik had zoiets nog nooit gezien dus ik wist niet wat het was.

Ik liep maar door. Ik hoorde iets achter me. Ik draaide me om en zag Kai staan. Ik kreeg een schuine glimlach op mijn gezicht. Net zoals ik al bang was, werd ik dorstig voor bloed. Ik rende in vampiersnelheid op hem af en beet hem in zijn pols. Ik hoorde hem het uitschreeuwen van de pijn. Ik liet zijn pols los en gooide hem op de grond. Hij was bewusteloos.

Ik liep verder en keek nog een keer achter me. Kai lag nog steeds op de grond. Er vormde een klein plasje bloed onder hem. Ik liep een hoek om. Maar niet voordat ik het laden van een geweer hoorde.

Het leven van een bovennatuurlijk meisjeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu