Hoofdstuk 1

764 38 5
                                    

Verbannen! Verbannen! Verbannen! Het woord galmt na in mijn hoofd bij elke stap die ik zet. Ik zie nog steeds de gezichten van al die wezens voor me toen ze het hoorden:

'Deze elf, is niet een van ons!
Deze elf is anders dan ons!
Deze elf hoort hier niet thuis!
Deze elf heeft geen magie!
Er is hier maar een straf voor mogelijk:
Verbanning!'
Het laatste woord schreeuwde de koningin over het veld. De menigte scandeerde het woord en als een lopend vuurtje bereikte het in enkele seconden de uithoeken van het land: Verbannen! Verbannen! Verbannen!
Ik weet nog precies hoe ik me toen voelde: verloren en in de steek gelaten, maar blij dat ik het overleefd had. Ik had de grootste strijd van mijn leven verloren en daarbij alles wat mij lief was. Ik was blij dat ik niet moest huilen toen ik daar stond. Dat zou een afgang geweest zijn!

Mijn voetafdrukken blijven niet lang zichtbaar, want de sneeuw vult ze meteen met dikke vlokken. Mijn haar zweeft voor mijn ogen en alles wat ik zie is het diepe zwart van mijn haar en soms wat strepen wit, van de sneeuw. Geïrriteerd veeg ik het haar weer uit mijn gezicht.
Waarom mag ik het dan ook niet achter mijn oren stoppen, denk ik gefrustreerd. Ik haat deze wereld! Echt níks kan dat veranderen!
Het sneeuwt. het is koud. nergens zijn hier huizen. Het lijkt hier verdikkie wel het winterhof! Altijd bedekt met sneeuw, sneeuw en nog eens sneeuw. Geef mij maar de zon en de warmte. Kou doet pijn, warmte is heerlijk! Veel beter!

Na wat eeuwig lijkt te duren kom ik eindelijk aan bij een ijzeren poort. Precies zoals de twee mensen me vertelt hebben, dat wel. Maar zij zeiden dat het vijf minuutjes lopen was en dit voelt als een halve dag.
Als ik de deurklink van de poort probeer gaat hij niet naar beneden. De scherpe geur van roestend metaal dringt in mijn neus gaten. Het zit waarschijnlijk vast gevroren. Ik zucht diep, strijk het haar weer voor mijn gezicht weg en duw nog harder op de klink. Het geeft een klein stukje mee en de geur van roestend metaal word sterker.
Als ik nu magie had, was ik hier allang doorheen! Boosheid en kou nemen de overhand en de deurklink schiet met een knal los. 'Hèhè, het duurde effe' mompel ik geïrriteerd.
Als ik de poort binnen ben, kijk ik allereerst om me heen.
Een saaie oprit strekt zich voor me uit en alles is wit. Ik kan het huis hiervandaan niet eens zien door de sneeuw. Zo snel als ik kan glibber ik in de richting waarvan ik denk dat het huis staat.
Na een paar seconden doemt er een grote schaduw voor mijn neus op: het huis. Ik loop op de grote deur af en pak een deurklopper wat eruit ziet als het hoofd van een leeuw beet. Als ik hem laat vallen, hoor je het geluid weerkaatsen door het huis. Ik hoor wat gestommel achter de deur en opeens verschijnen er een paar blauwe ogen voor een spleet in het midden van een deur.
'Wat kan ik voor je doen?' vraagt een meisjes stem.
'Ik ben het nieuwe weeskind.' antwoord ik.
Ik hoor een paar klikjes en de deur gaat open.
'Kom maar binnen.' zegt het meisje met de groene ogen.
'Welkom in ons nederige onderkomen. Ik zal je gelijk naar de bazin brengen.' Ze zegt het met zo weinig enthousiasme, dat ik me bijna alweer om wil draaien om weg te lopen, maar opeens pakt ze mijn arm beet.
Ze kijkt me diep in de ogen en spreekt me zacht maar duidelijk verstaanbaar toe:
'Ik zou maar beleefd doen als ik jou was. De bazin houdt niet van brutale mensen en ze houd al helemaal niet van nieuwelingen!
Ze zal je zo snel mogelijk de deur uit werken en aan het werk zetten. Trek je er niks van aan, de bazin is nou eenmaal niet echt een moederfiguur. Als je een moederfiguur wilt moet je zijn bij de lerares die hier ook rondloopt.' Ze strekt haar rug, brengt haar stem weer op een normale toon. 'Maar genoeg over dat, de kamer van de bazin vind je hier de gang uit, rechts en dan de eerste deur aan de rechterhand.'
Het enige wat ik kan doen is knikken en hopen dat ze me nooit meer zo eng en dreigend toespreekt. Ik loop de gang uit en net als ik de hoek om wil lopen hoor ik haar achter me roepen:
'Hoe heet je eigenlijk?'
Ze zit daar met een halfflauwe glimlach op de grond met een borstel in haar hand. Een omgekeerde emmer staat naast haar op de grond, daar zat waarschijnlijk het water in dat nu op de grond licht.
'Rana!' roep ik terug, 'en jij?'
'Hannah!' roept zij en dan verdwijn ik om de hoek. Raar kind hoor ik een stemmetje in mijn achterhoofd zeggen.
Ik glimlach bij mezelf. Ik mag rare kinderen wel. Antwoord ik het stemmetje, voordat ik de deur open doe met een gemaakte glimlach op mijn mond. De glimlach verdwijnt al snel als ik zie wat er op me zit te wachten...

Without MagicWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu