Hoofdstuk 11

294 29 5
                                    

'Rana! Rana!' overduidelijk, dat is Hannah.
'Rana, waar ben je?' roept Alissa. waarom roept zij ook naar mij?
'Kom op Rana! Het is al twaalf uur, we gaan echt heel bijna slapen...'
Ik schrik en veer overeind. Zelfs Damian is me aan het zoeken én hij zegt dat het al bijna twaalf uur is. Hoe kan dat ooit?
Zo snel als ik kan, leg ik het boek terug en ren de trap op. Als ik op een trede stap klinkt weer een luide klik en de deur gaat open. Ik scherm mijn ogen af tegen het felle licht en hobbel zo snel mogelijk door de bibliotheek heen. Er op vertrouwend dat de deur vanzelf wel achter me dichtgaat. Ik trek de deuren van de bibliotheek met een ruk open en snel richting de stemmen die nu heel hard in mijn oren klinken.
Ik ren een hoek om en zie de drie gestalten lopen.
'Hannah! Alissa! Damian!' schreeuw ik en ze draaien zich als één man om. Ik ren naar ze toe en kom bijna slippend tot stilstand als ik hun gezichten zie. Kwaad.
Dat gaat nog leuk worden. Ik zucht diep en begin te praten.
'I-ik kan het uitleggen.' probeer ik, maar Hannah legt mij met een handgebaar het zwijgen op.

'Nee, het is al goed. We gaan slapen en hebben het er morgen wel over.' zegt ze met een overslaande stem en ik maak daar uit op dat ze me liever een gebroken neus bezorgt dan te gaan slapen. Maar ik ga liever slapen, dus zeg ik: 'oké, laten we dat maar doen dan.' en loop langs ze heen in de richting van de slaapzaal.
Mijn voetstappen weerklinken hard in mijn oren en ik vraag me af wat er met me aan de hand is. Mijn oren, mijn ogen, ze doen allebei vreemd. Dan weer scherp dan weer niet.

In plaats van gaan slapen, klim ik het raam uit het dak op.
'Even naar de sterren kijken', zeg ik zachtjes tegen mezelf, 'even rust in mijn hoofd.'
Ik plof neer met mijn rug tegen de schoorsteen en leg mijn hoofd er ook tegen. Ik bekijk de sterren die staan te stralen en een glimlach speelt om mijn lippen. Ik word er altijd rustig van als ik naar de sterren kijk. Het helpt me te concentreren en alles om me heen te vergeten. Alleen ik en de sterren.

Dan opeens komt er een rare gedachte mijn hoofd binnen.
De tijd.
Het is nu al half een, terwijl ik helemaal niet zo lang in die rare grot heb gezeten. Met de bibliotheek erbij zou het maximaal twee uur geweest kunnen zijn.
Ik frons mijn wenkbrauwen en probeer wanhopig een andere oplossing te vinden, maar het enige wat ik kan denken is: ik was toch in nimmernimmer!

Maar hoe ben ik dan ooit in die grot gekomen? Zonder magie kan je nooit door een poort gaan, behalve als de poort niet vergrendeld is.
Ik denk koortsachtig na en het enige antwoord wat ik kan vinden is dat de koningen en koninginnen niet wisten dat deze poort bestond en deze dus nooit hebben verzegeld.
Of ze wisten het wel, maar hebben hem niet verzegeld omdat hij toch nergens naar toe gaat.
Ik besluit om de volgende dag, want dan is het immers toch zaterdag, nog maar eens een kijkje te gaan nemen.

Zo gezegt zo gedaan. De volgende ochtend kom ik vroeg mijn bed uit en begeef mij in de richting van de bibliotheek. Daar aangekomen, loop ik regelrecht naar de boekenkast, trek aan het boek en loop de trap af. Beneden in de grot bestudeer ik elke centimeter van de muur maar ik vind niks. Helemaal niks.

Teleurgesteld slof ik weer de trap op en als ik bovenkom is er alweer een halve dag voorbij.
Ik struin de eetzaal in en voeg me bij de tafel waar Hannah, Alissa en Damian al aan het middageten zijn. 'Hallo,' zeg ik als ik bij ze op de bank neerplof, maar ze zeggen niks terug.
'Oh, wat zijn we weer gezellig!' brom ik sarcastisch. De rest van de maaltijd zeggen ze nog steeds niks en ik hou ook mijn mond.
Tot Hannah haar mond open doet om iets te zeggen.

'Waar was jij vanochtend? Waarom was je zo lang weg? Waarom loop je zomaar weg zonder ons iets te vertellen? Waar was je gisteren en waarom was je toen ook zo lang weg?' een voor een snauwt ze die vragen en kijkt me dan indringend aan. Ik word er een beetje ongemakkelijk van en verschuif op de bank.
'I-ik was w-weg.' stotter ik en ik haal even diep adem om mezelf weer rustig te krijgen.

'Ja, dat snappen wij ook wel, pannenkoek.' snauwt Alissa en ik sluit van schrik mijn ogen even, bang dat ze groen licht gaan uitstralen.
'Vertel ons nou maar waar je was, anders praten we niet meer met je.' zegt Damian, even kalm en rustig als altijd.

Ik kan het niet. Ik kan het ze niet vertellen. Ik kan dat kleine stukje van mezelf, van mijn thuisland, niet aan hun verraden.
Net als ik wil zeggen dat ik het niet kan, schreeuwt er iemand aan de andere kant van de zaal.

'Stop the car!' het is Katrein, een raar meisje die meestal een beetje stil en verlegen is.
Iedereen kijkt haar kant op en opgelucht dat hun aandacht van mij naar de kinderen aan de andere kant van de zaal is verplaatst, haal ik adem. Ik heb helemaal niet gemerkt dat ik mijn adem had ingehouden.

Aan de andere kant van de zaal zijn twee kinderen aan het vechten. Katrein staat erbij en roept alleen maar: 'Stop the car! Stop the car!'
De twee kinderen herken ik meteen:
Sjors en Michiel.
Ze zijn zo kinderachtig aan het vechten door elkaar te slaan met de vlakke hand, waar het maar kan. Ze rollen over elkaar heen en hier en daar ontsnapt een kreet.
Als ze klaar zijn stopt Katrein eindelijk met stop the car roepen en zegt Sjors alleen maar: 'sorry, sorry sorry, sorry, sorry, het spijt me echt, sorry, sorry, sorry!'
Michiel stampvoet boos weg en iedereen ontfermt zich over Sjors, die helemaal bont en blauw is.

Ik maak van de situatie gebruik om weg te vluchten en ren naar buiten, de tuin in, naar het bos.

Daar aangekomen val ik op mijn knieën en begin te huilen. Mijn handen sla ik voor mijn ogen.
Waarom is het leven ook zo moeilijk? Waarom moest ik nou worden verbannen naar deze stomme mensenwereld?
De tranen biggelen over mijn wangen en een luide snik klinkt door het bos. Opeens begint het te regenen en het valt met bakken uit de lucht. Mijn kleren raken helemaal doorweekt en ik val op mijn zij. Ik maak me nergens meer druk over. Alleen maar om mezelf.
Er kraakt ergens een takje en er mompelen stemmen.
Ik heb pas door dat er iets mis is als er hard op mijn hoofd wordt gemept en alles zwart wordt.

Without MagicWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu