Verontwaardigd staar ik ze na. Rowans arm gleed zonder nog iets te zeggen van mijn middel en langzaam gaan ze op in de menigte. Zonder te twijfelen baan ik een weg door de mensen en bied ik hier en daar mijn excuses aan. Rowans lengte is makkelijk te zien aangezien hij boven de meeste uitsteekt. Ik volg zijn bruine piek haren en probeer hun snelheid bij te houden. Ze gaan door de deur naar buiten en verlaten de grote zaal. Ik ren op mijn hakken door dezelfde deur om ze bij te houden. Gefrustreerd bijt ik hard op mijn lip als ik ze niet meer zie. Ik kijk om me heen en voel de tocht van de buitenlucht mijn blote handen strelen. 'Jemig, ben net twee minuten op mijn eigen feest nadat ik een uur op hem gewacht heb, gaat hij weer leuk weglopen. Dacht het dus even niet hè?' Ik loop een willekeurige kant op en kijk naar de donker sterrenhemel. Kleine puntjes licht, bewijzen dat de sterren er wel degelijk zijn en vermoeid blaas ik wat lucht uit.
Ik loop stug door en negeer de harde muziek van, nogmaals, mijn feest. Godsamme, dit had mijn avond moeten zijn. Hoe kinderachtig kun je zijn, voor de zoveelste keer zonder uitleg weg te lopen? Doe alsjeblieft even normaal. Of ik ben gewoon nog chagrijnig van de zwangerschap. Gefrustreerd grom ik binnensmonds en kijk ik verslagen rond als ik niemand zie. De lantaarnpalen verlichten een verlaten bankje en zonder na te denken, plant ik mijn billen erop. Ik kijk een beetje onnozel in het rond en laat mijn adem voor de zoveelste keer los. Ik kan echt niet meer. Die zwangerschap heeft me uitgeput. De bevalling daarbij heeft niet veel gelopen en in principe heb ik gewoon niet veel nodig. Ik heb dit hele stomme feest niet nodig. Ik heb al die mensen niet nodig. Ik heb niets of niemand nodig. Behalve hém en Dena en Samuel. Hij, die de laatste tijd mijn hart aan het pletten is met de pijn die hij me bezorgd. Ik kan niet meer, ik ben helemaal op. Leeg.
En dat is het moment waarop ik mijn hoofd in mijn handen leg en onbehoorlijk begin te huilen. Met lange uithalen laat ik de frustraties van de zwangerschap, de pijn zonder Rowan, de emoties van alles los. De laatste weken dat Rowan er zo weinig voor me was doet van alles met me. Ik wil hem erom haten, hem haten voor het feit dat hij zo veel zonder me kan. Zal het zo blijven? Nu ik met hem ga trouwen? Zou hij denken, ach ik heb haar nu, nu kan ik gewoon doen wat ik wil? Ben ik echt zo'n stuk stront? Godsamme waar heb ik mijn leven in gebracht. De tranen stromen over mijn wangen en ik voel hoe mijn mascara aan het uitlopen is. Ik vloek en haal mijn handen omhoog. Zonder na te denken trek ik mijn opgestoken haren los en laat ik het over mijn schouders vallen. Het kan me allemaal niks meer schelen. Ik ga trouwen met een man die me de laatste tijd links laat liggen, ik heb een tweeling gebaard en ik sta scheef van de hormonen. Ze moeten mijn lichaam uit. Ik haat het, alles wat ademt, beweegt, iets doet- het kan me niets schelen want ik haat het. De wind verwelkomt mijn blote armen en ik doe moeite niet te rillen. Kippenvel verspreidt zich echter over mijn lichaam en een waslijst aan scheldwoorden komt in me op. Ik weet niet wat me bezielde dat ik ja zei. Ik had het kunnen voorspellen. Misschien ben ik niet goed genoeg voor Rowan en is hij me zat. Misschien heeft hij een ander. Ik lach zonder vreugde en haal een hand door mijn haren. Ruw veeg ik onder mijn ogen om op gevoel de make-up weg te vegen en verslagen laat ik mijn voorhoofd tegen mijn handen. Ik zucht. Een lange, diepe zucht.'Schat?'
Ik kijk op en zie hem staan. Zijn smoking die zijn brede schouders uit laat komen, zijn haren die fijn in een kuif staan door de gel, zijn strakke kaaklijn die in de loop van de jaren ontstaan is.
'Wat moet je?' vraag ik gebroken en hij kijkt me bezorgd aan. 'Annabel, God, wat is er?' Hij maakt aanstalten om naar me toe te komen en abrupt stop ik zijn actie door mijn hand in de lucht te heffen. 'Blijf daar,' snauw ik en ik kijk hem met betraande ogen aan. Ik kan het niet, boos op hem zijn is net alsof ik messen naar mezelf gooi. Uiteindelijk zal ik degene zijn die pijn lijdt. Verdomme. 'Moet jij niet met mijn vader praten, 'lieverd,'' spuug ik hem toe en ik staar hem furieus aan. 'Ja precies,' vertel ik hem terwijl ik op sta van het bankje, 'ik heb gemerkt hoe je afstand wilde. Hoe je me langzamerhand aan de kant zette. Hoe je ervoor zorgde dat ik me de laatste twee weken dood heb gevoeld. Godsamme ik-ik-' sidderend adem ik uit. Ik leg mijn hoofd weer in mijn handen en stop met praten. Op, op, op. God ik kan niet meer, alsjeblieft. 'Annabel, verdomme!' schreeuwt Rowan als ik me omdraai en weg begin te rennen.Vervloekte hakken.
'Annabel, stop! We moeten praten!' Ik stop plotsklaps met rennen en ik hoor zijn passen achter me. Ik lach zonder vreugde. 'Nu, wilt meneer praten? Na alle dagen dat ik je probeer te bereiken om met je te praten, wil jij als je me gebroken ziet praten? Ja goh, waarom ook niet. Die Annabel komt toch wel weer bij me terug want ja, zo is ze. Lief en trouw, loyaal. Ja Rowan, ik wel. Maar kijk terug naar de laatste dagen? God ik ben op! Snap dat dan! Twee kinderen baren? Denk je dat ik dat zonder moeite heb gedaan? Ik had je nodig oké?!' Ik huil terwijl ik me naar hem omdraai. En dan echt, zo hard dat ik denk dat ik ondertussen mijn hele jurk heb nat gemaakt. Rowan staat er verslagen bij en ik leg mijn hand op mijn voorhoofd. 'Ik had je nodig.' fluister ik zo zacht, dat ik betwijfel of hij het hoorde.
Hij zet twee grote passen en staat voor me. Ik hap naar adem als hij zijn armen om me heen slaat. Nee, nee, nee! Ik moet boos op hem zijn, hem wegduwen, hem laten zien dat ik niet afhankelijk ben van hem.Maar dat ben ik wel.
Ik kan niet zonder hem.Ik kan niet leven met het feit, dat hij er niet zou zijn. Dat hij iets beters zal vinden. Dat ik niet goed genoeg ben, ondanks dat ik alles zou geven.
Ik ben stom. Mijn hart is stom. Ik kan het niet.Doodop, sla ik mijn armen om hem heen. Zijn armen sluiten zich nog strakker om mijn nek en ik begraaf mijn betraande ogen in zijn smoking. Weer begin ik met lange uithalen te huilen. Zijn handen gaan door mijn haren en ik snik. 'Verdomme Rowan.' breng ik gedempt door zijn schouder uit. 'Geef me nou verdomme eens de kans boos op jou te zijn.' Zijn lichaam schokt op en neer en zijn hese lach verlaat zijn mond. Meteen valt hij weer stil en trekt hij me nog dichter tegen zich aan, als dit mogelijk is. Opgelucht haal ik weer adem en voel ik de tranen stoppen. Ik haat hem en ik hou van hem. Hij is degene die me het hardst aan het lachen krijgt, maar ook degene die me het meest pijn kan doen. En ik denk, dat je liefde dan echt is. Je vertrouwt de persoon je lach toe, om je tranen te verbergen. Maar eenmaal dat die tranen naar buiten komen, zit de pijn er zonder twijfel in.
'Annabel, God het spijt me. Het spijt me, het spijt me, het spijt me. Fuck, ik weet dat ik de laatste weken niks heb gedaan en-' ik voel hoe hij met zijn hoofd schudt en mijn haren weer vindt. Zijn geur dringt mijn neus binnen en ik snuif het op wachtend tot hij weer verder gaat. 'Bella, ik weet niet hoe ik dit goed kan praten maar ik zal je nooit verlaten. Het spijt me echt voor deze dagen en voor het feit dat ik zowel jou als de kinderen heb verwaarloosd en- en-' hij is zijn woorden kwijt, maar dat kan me niks schelen. De kinderen. Die woorden, maken me oprecht en echt oprecht gelukkig. 'Alsjeblieft Annabel, ik wil dat je weet dat ik het niet zo gepland had. We trouwen over een paar weken en ik wil niet dat het er op lijkt dat ik je ga verlaten- want God, dat zou ik niet eens kunnen.' Hij haalt me van zijn schouder en legt zijn hand op mijn wang, waarna hij mijn kaaklijn volgt. 'Ik hou van je Bella en dat wordt met de dag-met het uur-met de seconde zelfs meer. Ik denk dat er geen dag voorbij gaat, dat ik stop met houden van jou. Zelfs de dood kan niet zo pijnlijk zijn, dan door het leven te moeten gaan zonder jou, want Annabel je bent echt mijn alles.' Hij glimlacht even en streelt met zijn duim mijn jukbeen. 'En Samuel en Dena.' Zijn bruine ogen staan bang, angstig. Alsof hij iets verloren heeft en het nu pas inziet. Ondanks mijn hakken, moet ik alsnog mijn hoofd lichtjes heffen om hem aan te kijken. 'Man ik hou van jou.' breng ik uit, niet wetend hoe ik het anders moet uitdrukken en ik druk mijn lippen zachtjes op de zijne. Meteen trekt hij me tegen zich aan en voel ik zijn handen over mijn rug gaan, tot ze bij mijn heupen komen. Hij laat ze weer omhoog glijden en veeg mijn nog altijd natte wangen droog. Gepassioneerd draaien onze lippen over elkaar. Vurig probeer ik alle ruimte tussen ons te overbruggen en wil ik hem zo dicht mogelijk tegen me aan. Zijn spieren drukken door zijn pak en de kus maakt me licht in mijn hoofd. Ik laat hem los op zoek naar adem en ik staar hem aan.
Het kan me niks schelen wat er de afgelopen dagen was, hij is er nu. En dat, is genoeg voor mij.

JE LEEST
The Boy I Fell In Love With
RomanceNa al die jaren, kan ik het zeggen. Rowan wordt mijn man, hij heeft me ten huwelijk gevraagd. Na alles wat er in ons leven heeft gespeeld, kan ik niet geloven dat ik op mijn veertiende al mijn ware liefde zou vinden. Het hoeft niet altijd een sprook...