Soms denk ik nog aan de tijd van toen. De dag toen ik dacht dat Rowan dood was, de dag dat Daan weer in het ziekenhuis lag omdat zijn tumor teruggekeerd was, de dag dat ik te horen kreeg dat Jack niet mijn vader was. Ik kan er nog wel meer opnoemen, maar er is één periode waar niemand iets over weet. Waar ik nooit iemand iets over verteld heb. Waar ik zelf zoveel mogelijk afstand wil nemen.
Ik zucht diep als ik Rowan zijn stem hoor, die vrolijk met de man aan het praten is. Even haal ik een hand door mijn haren en speel ik met mijn vingers.
De dag, toen Rowan daar stond nadat ik dacht dat hij dood was, is iets wat ik nooit echt heb kunnen plaatsen. Ik was boos geweest omdat Beau hem niet gewoon meteen naar ons toegebracht had. Dat hij iedereen en vooral mij in de angst heeft laten zitten dat Rowan niet meer leefde. Maar na zijn uitleg over de politie en over alles wat er speelde, snapte ik het wel. Toen besefte ik pas hoe dankbaar ik alles en iedereen was dat Rowan nog bij me is. Dat Rowan nog leefde en dat hij bij mij was. Dat heb niks overkomen was. Blij, dat was ik geweest.Maar diezelfde avond werd het verstoord.
Mijn vrolijke, blije en opgewekte gevoel was in één klap weg. We waren naar mijn huis gegaan omdat we het allemaal nog even niet konden bevatten. Rowan heeft ons wel een tiental keren uitgelegd hoe het zat en hoe hij daar kwam. Beau en Dave hadden we niet meer gezien- evenals Rowan die zich wel afvroeg waar ze zaten. Mij kon het niet veel schelen omdat Rowan er weer was. Ik heb de hele avond zijn hand vastgehouden. Zelfs tijdens het eten wilde ik hem niet loslaten, durfde ik het niet. Ik was als de dood dat ik hem kwijt zou raken als ik hem los had gelaten. Maar die avond moest ik toch een keer naar de wc en liet ik hem dus los. Ik liep naar de gang en wat ik nog goed weet, was de schaduw van een gedaante. Een gedaante waarvan ik de identiteit nooit zal achterhalen. Hij had een brief achtergelaten. Een brief met dezelfde tekst als de brief die ik krijg op mijn verjaardag.
Geluk is van korte duur. Wraak is op lange termijn. Perfect lijkt het nu, is het niet? Wees er maar niet zo zeker van, want geloof het of niet: Heer Rowan, is uw broer.
Ooit zal je het begrijpen, lieve Annabel.De woorden ben ik nooit vergeten. Ik heb de brief meegenomen en ben zelf naar boven gegaan. De deur draaide ik op slot. Niemand wilde ik zien. Niemand wilde ik spreken. Niemand wilde ik bij me hebben omdat het pijn deed. Ergens kon het waar zijn en wat wist ik toen? Ik was veertien. Veertien verdomme. Mijn broer? Rowan? Nooit. Onmogelijk. Het kan niet.
Precies wanneer ik bijna in slaap gevallen was, hoorde ik iemand zachtjes kloppen. Zijn stem klonk hees en schor door vermoeidheid. 'Hey, Annabel? Alles oké?' Bij het horen van Rowans stem, kwam de brok in mijn keel terug. Ik geloofde het. Ik geloofde met heel mijn hart dat het goed mogelijk was en dat Rowan mijn broer was. Iets in mij zei dat ik het niet kon tegenspreken en dat het zo had moeten zijn. Dat ik had moeten leven met een gebroken hart omdat hij mijn broer zou zijn geweest. In een waas van tranen stond ik op. Ik liep naar de deur en draaide het slot eraf. Ik keek naar hem toen ik de deur opende. Ik weet nog hoe lang ik hem had aangestaard. Ongemakkelijk had hij met zijn voeten geschuifeld en probeerde hij tot me door te dringen. Hij bleef vragen wat er was en of hij iets fout had gedaan. Ik ben nog steeds altijd lichtelijk verbaasd over wat ik toen deed. Ik deed gewoon de deur weer dicht en draaide het slot erop. Beduusd hoorde ik Rowan met zijn vuisten op de deur bonzen om tot me door te dringen. Iedereen kwam naar boven om te kijken wat er met me aan de hand was en iedereen probeerde met me te praten. Ik wilde niemand. Gewoon niemand.De dagen verstreken en ik verliet mijn kamer alleen om te eten als ik zeker wist dat iedereen sliep. Precies drie dagen later was mijn verjaardag al had ik daar geen aandacht aan besteed. Vaak ben ik toen met een lege maag mijn bed ingekropen. Mijn lippen waren kapot, door het weinige vocht dat ik binnenkreeg. Mijn ribben kon je na een week tellen. Ik ging niet naar school, voetbalde niet, deed helemaal niets.
Toen op een nacht, toen ik naar beneden ging om wat water te drinken pakte iemand mijn hand vast en duwde me tegen de muur. Ik schrok toen zo erg dat ik bijna een gil slaakte, tot ik zag wie het was. Rowans ogen stonden toen dof. Ze waren rood en dik en donkere kringen dansten onder zijn ogen. Zijn stem had onheilspellend geklonken toen hij tegen me sprak. 'Jij gaat me nu vertellen wat er is.' Sissend, dwingend en gebroken verlieten de woorden zijn mond. Ik kon niks zeggen, had in dagen niet meer gesproken en kon niet voorspellen hoe mijn stem zou klinken. Ik wilde hem tegen me aandrukken en zijn lippen op de mijne drukken, maar het kon niet. Mijn eigen broer. Ik kan het nog steeds niet bevatten dat ik toen echt geloofde dat hij mijn broer was. Ik probeerde te praten toen al kon ik hem alleen aankijken. Zijn ogen stonden bezorgd en boos- nee niet boos- woedend. Ze stonden op het punt om vuur te spuwen en ik kon het hem niks kwalijk nemen.
Wat hij überhaupt deed, zo laat, in mijn huis heb ik nooit begrepen. Ik greep hem bij zijn hand en trok hem mee de trap op terug naar boven. Zonder echt besef had hij met me mee gelopen en liet hij zich door me leiden. Hij had gedacht dat ik hem alles zou uitleggen en dat ik hem daarom meenam. Ik duwde hem mijn kamer in en sloot de deur weer. Het slot klonk als een schot van een pistool door mijn oren. Ik ging in bed liggen en liet hem staan waar hij stond. Hij schraapte zijn keel toen, niet weten wat hij anders kon doen. Ik was ook niet van plan hem te roepen. Ik wist zelf eigenlijk niet zo goed waarom ik hem had meegenomen maar ik had zijn aanwezigheid gemist. Ik had hém gemist. Ik miste hem elke minuut dat ik daar opgesloten zat in mijn kamer.
Na ongeveer een paar minuten hoorde ik zijn voeten die richting mijn bed schuifelden. Hij trok het bed op en deed zijn schoenen uit. Ik draaide me om en deed niet eens de moeite hem wat plek te gunnen. Ik keerde hem mijn rug toe. Ik schrok toen hij zijn handen om mijn lichaam zette waarna hij naast me kwam liggen. Hij had ook zijn shirt uitgedaan en zijn ontblote bovenlichaam liet mijn lichaam rillen. Ik had zijn aanrakingen niet meer gevoeld nadat ik zijn hand losliet. Ik wist dat als ik dat zou doen dat er weer iets zou gebeuren. Ik had me al die tijd afgevraagd als ik gewoon niet naar de wc ging en dat ik dan gewoon nog bij Rowan en de anderen had gezeten.
Het had niks uitgemaakt, want ik had het toch gedaan.
Ik hoor Rowan nog goed zuchten toen hij me in zijn armen had genomen. Hij trok mijn kleine, tengere lichaam tegen de zijne. Hij drukte alle ruimte ertussen plat. Hij had me zo strak vastgehouden dat ik elk moment kon stoppen met ademen. Het maakte me alleen niets uit. Hij hielt me vast. Hij. Mijn Rowan. Toen pas besefte ik me dat het onzin was dat hij mijn broer was. Al bleef het aan me knagen.
Ik had zijn lippen over mijn kruin gevoeld. Ze lieten een spoor achter over mijn nek, langs mijn slaap. Genietend sloot ik mijn ogen en viel ik in slaap, met Rowan naast me.

JE LEEST
The Boy I Fell In Love With
RomantikNa al die jaren, kan ik het zeggen. Rowan wordt mijn man, hij heeft me ten huwelijk gevraagd. Na alles wat er in ons leven heeft gespeeld, kan ik niet geloven dat ik op mijn veertiende al mijn ware liefde zou vinden. Het hoeft niet altijd een sprook...