~ Hoofdstuk 11 ~

674 23 9
                                    


We hadden alle hoogstnoodzakelijke spullen terug ingepakt en Oliver had het geweer dat we van de bewaker gestolen hadden in zijn handen. Na een half uurtje slopen we voorzichtig de gang op, maar die was helemaal verlaten. Aan onze rechterkant hoorden we vele stemmen. We keken voorzichtig de hoek om, maar aan de deur van de wapenopslag was niemand te bekennen. Het geluid kwam van het einde van de gang. We staken de doorgang over en bleven rond de hoek staan wachten. 

Oliver stak zijn hoofd om de hoek en fluisterde daarna in mijn oor. "Aan het einde van de gang bevindt zich de deur waarachter het lokaal is waar de bewakers wisselen. De deur is gesloten maar ik ben er 100 procent zeker van dat ze daar zitten. We moeten goed luisteren naar wat ze zeggen." Ik spitste mijn oren en probeerde zoveel mogelijk van het gesprek op te vangen. Het enige wat ik hoorde was geroezemoes tot opeens iemand hard schreeuwde en op een tafel klopte. 

Iedereen viel stil en de persoon die geschreeuwd had, ging verder. "De politie heeft ons voorstel ontvangen, maar ze hebben nog niet gereageerd. Ze zijn bang na die idiote aanval van gisteren." Een luid gelach steeg op uit een menigte en de persoon ging verder nadat iedereen weer stilgevallen was. "Nu al die leerkrachten eraan zijn, zullen ze wel beter oppassen met hun volgende zet. We hoeven dus geen wachten meer in te stellen, want aanvallen durven ze toch niet meer. Ik wil wel dat iedereen gaat patrouilleren om de twee leerlingen te pakken te krijgen die informatie naar de buitenwereld doorgespeeld hebben. De politie mag niets meer te weten komen dan dat ze nu al doen. Als jullie die twee kleine snotapen gevonden hebben, doden jullie hen meteen. Begrepen?" 

We hoorden niks, maar we veronderstelden dat iedereen ja knikte. "We moeten nog rapporteren aan de grote baas. Hij gaat niet tevreden zijn met die aanval van gisteren, maar we kunnen hem wel garanderen dat we die twee kleine apen snel gaan vinden. Als jullie hem en mij niet razend willen maken, zou ik nu maar weer aan het werk gaan, we hebben hier al genoeg tijd verspild. En ik wil geen geklaag meer horen. Niemand rust, tenzij je graag voor eeuwig wil rusten." zei hij met een honend lachje. 

We hoorden stoelen schuiven en een deur ging open. We hoorden vele voetstappen en we stonden op het punt om te vertrekken tot de man met zijn luide stem de voetstappen ophield. "Als we binnen een week geen reactie van de politie hebben, maken we alle leerlingen één voor één af. Daarna kan ik met alle plezier een filmpje doorsturen waarop te zien is hoe elk van hen gedood wordt. Dan moeten ze wel toegeven aan ons." 

Olivers gezicht werd knalrood van woede en ook ik moest me inhouden om niet de hoek om te rennen en de persoon met die wrede plannen te wurgen. Oliver stak zijn hoofd om de hoek en ik deed hetzelfde. Ik kon één blik werpen in de ruimte waar de mannen zaten voor we ons omdraaiden en begonnen te lopen. Wanneer we terug waren in de basis keek ik Oliver aan. Ik verwachtte haat te zien in zijn ogen, maar het enige wat ik zag was een blik van ongeloof. "Die.. die man.." zei hij stotterend. "Ja, hij leidt hen en hij is te wreed om waar te kunnen zijn. Daar was ik ook al achter gekomen!" uitte ik luid. 

"Ja, dat weet ik.. maar ik ken hem.." zei hij twijfelachtig. Ik keek hem ongelovig aan. "Hij.. hij is mijn vader." zei hij stilletjes. Hij wendde zijn blik af en zakte door zijn knieën heen. Hij ging tegen de muur aan zitten en legde zijn hoofd in zijn handen. Ik bleef stilstaan en keek hem vol ongeloof aan. "Maar..hoe... waarom.." was het enige wat uit mijn mond kwam en ik ging naast hem zitten. Ik keek naar links en zag dat Oliver me verdrietig aankeek. "Vertel me alles."

"Vroeger toen ik zo'n 8 jaar was leefde ik gelukkig bij mijn familie. Mijn moeder zorgde voor mij en mijn oudere zus. Mijn vader en oudere broer waren maar om de paar maanden thuis en als zij thuis waren, hielden ze zich niet zo bezig met ons. Wanneer ik vroeg waarom ze zo lang weg bleven van huis, vertelde mijn vader me altijd dat ze soldaten waren die vochten om de wereld een betere plaats te maken. Daarom zat ik er ook niet zo mee in dat ze zo lang en vaak weg waren, maar was ik juist heel trots op mijn vader en broer. 

Do it or dieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu