Hoofdstuk 1.

683 34 18
                                    

Misschien ben ik over twee weken dood, en het lijkt niemand iets te kunnen schelen.

De zon wordt zoals altijd door de duisternis verjaagt, de zee verzwelgt mijn voeten en de mensen voor me ademen in en uit. Het leven gaat door, de wereld maakt zijn balans op, en weet dat hij heus wel een meisje kan missen.

Ik wil niet sterven, maar misschien is het ook wel mijn verdiende loon.

In gedachten verzonken staar ik naar de enorme schepen, volgestouwd met containers vol goederen uit de andere provincies.

Vanuit mijn schuilplaats onder de steiger heb ik een perfect uitzicht op de halve maanvormige inkeping van het landschap. Hier en daar staan ijzeren constructies om boten aan te halen en door middel van lopende banden kunnen de handelsgoederen door onze arbeiders worden opgenomen.

Ik zit op een van de platte rotsen onder een van deze constructies en het water botst tegen de rotsen en likt aan mijn huid.

De monding in de verte wekt het gevoel van bescherming op, maar het heeft nooit gewerkt. Anders had ik de angst voor de Afvoering niet hoeven mee te maken en had ik niet hoeven te smeken om mijn leven.

Na al die zestien jaren dat ik hier woon weet ik hoe elk hoekje eruit ziet en ken ik alle geheimen van de inwoners die door de huizen zijn vervlochten.

En ik moet toegeven dat we het hier naar omstandigheden goed hebben, dat we niet geacht worden om te verlangen naar een betere omgeving, maar telkens als ik naar de opening daar in de verte kijk, vraag ik me af hoe het zou zijn om weg te varen en nooit meer terug te komen.

Maar ik weet dat het niet kan.

Ik weet dat ik taken heb waar ik niet voor weg kan lopen en er dierbaren op me rekenen die ik nooit in de steek zal laten.

Toch kan mijn brein het niet laten om te fantaseren over verre oorden, over hoe ik zou zijn als mijn wiegje in een andere provincie had gestaan.

Toen ik klein was, las ik in de boeken van mijn vader prachtige verhalen over de provincies van Eden, mijn geboorteland. Ik leerde over hun gebruiken, dialecten en culturen, en hoopte dat ik ooit de kans zou hebben deze vreemde steden te bezoeken.

Dat is echter een wens, die ik nooit zal kunnen vervullen. Ik zit hier vast, en alleen de dood zal mij kunnen bevrijden. En misschien komt die dood wel sneller dan ik denk.

Ik word opgeschrikt door een hard geluid, dat de grond doet trillen en de huisjes in ons dorp op hun grondvesten laat schudden. Het is niet afkomstig van de kerkklok, die in het midden van het dorp staat en ons herinnert aan de dagen die voorbij stromen. Dit is langgerekt en hoog, en kan onmogelijk door mensen worden geproduceerd. Het geeft aan, dat we nog een kort moment van vrijheid hebben voordat de avondklok in zal gaan.

Gehaast trek ik mijn voeten uit het water en schiet in mijn schoenen. De onderkant van mijn jurk is doorweekt, maar ik heb geen tijd om er aandacht aan te besteden.

Ik baan me een weg over de puntige stenen en als ik er zeker van ben dat niemand me kan zien, hijs ik mezelf de ijzeren steiger op. Het is een constructie die drie meter boven de rotsen uittorent, en al een tijdje niet meer in gebruik is. De helft van de balken verdwijnen onder de zee, waardoor er een groot stuk zit tussen de rotsen en de onderkant van het ding. Dat is dan ook precies de plek waar ik me vaak terug trek, waar ik alleen kan zijn met mijn gedachten en kan fantaseren over mogelijkheden van een ander leven.

Toch word ik zoals altijd teruggeroepen naar mijn verantwoordelijkheden, en in mijn haast om naar boven te komen ontstaat er een kleine scheur in mijn mouw. Ik beloof mezelf dat ik het vanavond zal naaien.

Hope in Eden- The Chronicles of Eden # Netties2017 Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu