Hoofdstuk 21

132 10 9
                                    


Mijn geest is uitgeput als ik het zoveelste bestand wegleg en met mijn spieren rol om de spanning te verjagen. Thomas en ik hebben onafgebroken gewerkt, en de grote lijnen heb ik nu wel zo'n beetje onder de knie. Het gaat er vooral om dat ik de vele contracten van arbeiders bijhoudt, en af en toe de bestanden die Thomas onder handen neemt orden. Als hij hulp nodig heeft vul ik hem aan, maar het feit dat ze indirect het welzijn van mijn volk in mijn handen hebben gelegd, voelt beter dan ik kan beschrijven.

Natuurlijk is het maar oppervlakkig, kan ik ze niet redden van een ondergang die ons ongetwijfeld ooit allemaal boven het hoofd hangt, maar toch is het fijn dat ik invloedrijke mensen op onduidelijkheden of fouten kan wijzen. Het maakt dat ik voor even geen Afgevoerde ben, maar gewoon Hope Largo. Een meisje, een vrouw, een gelijke.

En dat gevoel heb ik al veel te lang moeten missen.

Tegen een uur of vijf deelt Thomas mede dat het wel genoeg is geweest en ik sla een aantal documenten vlug op in de mappen die daarvoor bestemd zijn. Ze zijn spierwit, en veel te licht voor alle informatie die ze verbergen.

Ik sta op en kraak mijn rug, alvorens ik naar Thomas toe loop. De spijkerbroek zit als gegoten en ik ben dankbaar voor de omhelzing van de stof rond mijn heupen. Het voelt beter dan dat eeuwige, strakke uniformjurkje.

Thomas biedt me zijn arm aan, en net als vanmiddag weiger ik. Het zorgt er echter alleen maar voor dat zijn mondhoeken omhoog krullen. Het is een lach, waar ik onderhand aan begin te wennen.

'Je bent wel koppig hé Hope?' merkt hij op, terwijl hij de deur voor me opent en ik langs hem heen loop. Zijn geur dringt voor even mijn neusgaten binnen, en het gemengde aroma van lentedagen en de mufheid van het kantoortje, geeft me op de een of andere manier het gevoel dat ik veilig ben.

'Dat weet ik,' antwoord ik, mijn lippen in een beginnende lach getrokken, maar mijn toon zo serieus dat het niet als grapje kan worden afgewimpeld.

'Dat is geen slechte eigenschap weet je. Het is goed om kritisch te zijn, vast te houden aan je eigen overtuigingen, maar stel dat iemand anders is dan je altijd had bedacht. Moet je diegene dan niet op zijn minst een kans geven?'

'Natuurlijk geef ik diegene dan een kans. Maar voordat hij of zij ook maar een klein beetje van mijn vertrouwen verdient, moet ik eerst weten of diegene mijn vriendschap wel waard is. Ik ken genoeg mensen die zich voordoen als iemand anders, en die me uiteindelijk met een gebroken hart en geknakt vertrouwen achterlaten.'

We lopen langs de plantázen beneden en ik zie dat een aantal arbeiders naar ons staan te kijken. Ik ben blij dat ik eindelijk wat mensen zie die dezelfde afkomst delen, dezelfde overtuigingen, en blijf even staan om te zien of ik bekenden zie. Mannen of vrouwen die ik als verloren had beschouwd, maar die de ontberingen van tijd en het lot hebben overleefd. Ik zie echter geen enkel gezicht die herinneringen aanwakkert, en wanneer ik wat beter kijk, lijken ze me meer als vijand te beschouwen dan als iemand met dezelfde afkomst. Hun ogen schieten heen en weer tussen Thomas en mij, lijken af te wegen wie ik ben en wat voor ellende ik ze zou kunnen brengen.

Voor hun ben ik een Muri, een vijand, een verrader, en het feit dat ik in deze wereld nu meer invloed heb ten koste van mijn eigen familie, slaat me zo hard in het gezicht dat mijn benen ervan wankelen.

Wat ben ik in hemelsnaam aan het doen?

Thomas lijkt niks te merken van de onzichtbare strijd die er zich op de velden voor ons afspeelt, en houdt even zijn hand voor mijn ogen om mijn aandacht terug te halen.

'Gaat het wel?' vraagt hij bezorgd, terwijl hij mijn bovenarmen vast pakt en mijn evenwicht probeert te bewaren.

'Ja het gaat prima,' zeg ik zo vast mogelijk, terwijl ik zijn armen wegsla. Niet omdat ik niet van zijn aanraking geniet, maar om alle mensen uit Brack te verzekeren dat ik hen nooit zou verloochenen.

Hope in Eden- The Chronicles of Eden # Netties2017 Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu