Hoofdstuk 3

694 58 6
                                    

Ik draag haar met mijn krachtige vleugels en voel haar handen die zich angstig vastklampen aan mijn zwarte verenkleed. Elise gilt het uit van schrik. "Wat doe je?! Wat is dit?!" roept ze. Ik neem een moment om te genieten van de wind langs ons heen suist. Na een tijdje voel ik hoe Elise iets meer ontspant. Haar gewicht verplaatst zich naar één kant, ze tuurt naar beneden. "Wow.." verzucht ze. Ik moet toegeven, het uitzicht is fenomenaal. Na vaak gevlogen te hebben ben ik eraan gewend geraakt, maar dit is de 'eerste keer' voor Elise. Ze schuift terug naar het midden en gaat iets rechter op zitten. Ik hoor hoe ze een teug neemt van de frisse lucht die in haar gezicht blaast. "Dit is zo gaaf!" schreeuwt ze plotseling. Ik wordt warm vanbinnen, dit is de echte Elise. Ik denk terug aan de eerste keer dat ze op mijn rug meevloog, de échte eerste keer. Plotseling herinner ik me wat ik tegen haar zei. "Vertrouw je me, prinses?" Elise schrikt voelbaar van mijn stem. "Wat?" zegt ze beduusd. "Vertrouw je me?" herhaal ik. Ze lijkt even te aarzelen. "Wat ga je.." "Hou je stevig vast." Snel verstevigd Elise haar greep en gaat ze plat op mijn rug liggen. Dan richt ik mijn snavel naar de grond en laat ik ons met een razende snelheid naar beneden suizen. Elise gilt. Snel trek ik ons weer omhoog door de wind onder mijn vleugels te laten duwen. Na een paar seconden vliegen we weer horizontaal. Elise ademt zwaar in een uit. "Dat.. was.. zo.. cool." hijgt ze. Ik knik. Ze komt weer een stukje overeind. "Probeer eens voorzichtig je handen los te laten." Ik wil dat ze me vertrouwt. "Mooi niet." antwoordt Elise stug. Ik zucht. "Probeer nou." dring ik aan. "Nee, vergeet het, echt niet." Toch hoor ik dat ze iets minder serieus is. Ik wil net opnieuw iets zeggen, als ik voel dat ze heel voorzichtig de greep van haar linkerhand laat verslappen. Langzaam maar zeker gaat ze rechtop zitten en tilt ze haar linkerhand op. Ze haalt een paar keer diep adem. Dan laat ze beetje bij beetje ook trillend haar rechterhand los. Ik wist het wel. De oude Elise zit nog steeds ergens verborgen in dit meisje. Ik voel haar benen klemmen tegen mijn ribben. Ze spreidt haar armen en slaakt een enthousiaste kreet. Opeens stopt ze en zet ze haar handen weer neer. "Wat is er?" vraag ik bezorgd. "Niks." antwoordt Elise kortaf. Ik geloof haar niet. "Ik meen het, Elise, wat is er?" Ik kan haar bijna horen denken: 'Waarom zou ik dat aan hem vertellen? Ik ken hem niet eens.'  "Ik weet het niet. Het was een soort déjà vu, maar dan sterker. Een soort visioen, maar dan alsof het al gebeurt is." Het verbaast me dat ze antwoord geeft, maar ik ben opgelucht. Misschien krijgt ze dan toch haar geheugen terug. "Laat maar, het was vast niks." voegt ze eraan toe. Ik vind het te vermoeiend om haar tegen te spreken en haar te vertellen dat het wél iets is. Dat het heel belangrijk is. Plotseling hoor ik Elise opgewonden naar adem happen. Ik weet waarom. In de verte zie ik Tyrumae opdoemen, boven op de berg. In de huizen branden lichtjes, die als sterren schijnen in de donkere nacht. "Best wel mooi, toch?" zeg ik. Elise blijft stil, maar ze bewondert het uitzicht. Ik draag haar dwars over Tyrumae heen en maak een scherpe bocht om te landen. Met een zachte ruis van wind zet ik ons keurig een paar meter van de stadspoort aan grond. Elise laat zich van mijn rug af glijden en ik neem mijn menselijke gedaante aan. "Waar zijn we?" fluistert Elise. Ik kijk haar aan, haar ogen staan vol nieuwsgierigheid. "Dit is Tyrumae. Het is één van de grootste steden van Arcana, en een faunatenstad. Hier wonen alleen maar mensen zoals ik." leg ik zachtjes aan haar uit. Ze volgt mijn blik naar de enorme stad vol lichtjes. "Ik hoop echt zó erg dat dit geen droom is.." Ik glimlach en pak haar hand vast. "Kom." fluister ik, terwijl ik haar meeneem naar mijn huis, niet ver van de poort. "Is dit waar jij woont?" vraagt ze wanneer we voor de voordeur staan. Ik knik en laat ons binnen. Elise kijkt om zich heen. Ik gebaar naar de trap en loods haar naar boven, naar mijn kamer. Ik wijs haar het bed en zeg: "Ga nu eerst maar slapen, je bent vast moe. Morgen zie je de anderen." Ze is te moe om te vragen wie de anderen zijn en gaat met kleren en al in bed liggen. Ik kijk hoe ze haar ogen sluit en zich op krult onder de zware deken. Ik blijf staan kijken tot haar ademhaling kalm en regelmatig wordt en ik weet dat ze slaapt. Het is een vertederend beeld. Ze is zo mooi en kwetsbaar in haar slaap. Precies zoals ik me herinner. Ik ga op de grond liggen en val ook in slaap.

De volgende ochtend ben ik zoals gewoonlijk als eerste wakker, wanneer de zon net op is gekomen. Faunaten hebben niet veel slaap nodig. In mijn bed ligt Elise nog te dromen. Een glimlach speelt om mijn lippen als ik haar zie. Ik sluip stilletjes naar beneden en ga op mijn stoel aan de keukentafel zitten. Sinds mijn terugkeer is dit mijn favoriete plek. Vanaf hier kan ik perfect uit het raam kijken, wat een dagelijkse bezigheid is. Die bezigheid blijf ik beoefenen tot Hilde naar beneden komt. Ze gaat tegenover me zitten en kijkt me meelevend aan. "Ik neem aan dat het niet makkelijk was?" vraagt de oude vrouw. Ik knik. "Iets in mij had gehoopt dat ze me zou herkennen." geef ik beschaamd toe. Ik ben een dwaas geweest en dat weet ik. "M'n jongen toch." zegt Hilde. "Goedemorgen." klinkt het vanaf de trap. Ook Joane en Melchior zijn wakker geworden. Ze komen aan de keukentafel zitten, waar plek is voor zes mensen. Ik heb nooit geweten waarom. "Ik zal de schone slaapster wakker maken." zeg ik. Joane fronst. "Wie weet hoe ze reageert."

MagicallyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu