Hoofdstuk 9

695 48 7
                                    

Elise en ik wandelen een stuk, ze heeft wat lucht nodig. Ik heb mijn arm om haar heen geslagen, ze huilt. Ze veegt de tranen van haar gezicht en zucht. "Ik weet het gewoon niet meer. Wat nu?" Ik staar vooruit, bijna alsof ik hier thuishoor. "Ik weet het niet. Ik kan het even niet bevatten nu." Het is waar. Ik kán het niet bevatten. Het is als een droom, realistisch, maar net niet echt. "Ik zal mijn ouders nooit meer zien." zegt Elise tussen haar tranen door. Ik wil haar troosten, maar ik kan geen woorden bedenken die zullen helpen. Voornamelijk omdat ze waarschijnlijk gelijk heeft. "Ik ben dankbaar dat we hier samen zijn." zeg ik maar. Elise knikt, terwijl ze naar de grond kijkt. "Het is eigenlijk niet heel veel anders... toch? Het is alsof je bij ons in Arcana zou komen wonen, maar dan..." Dan wat? "Niet helemaal." vult Elise aan. "We kunnen doen alsof." Elise kijkt me vaag aan. "Doen alsof je ons zo leuk vond dat je wilde blijven." Ik geef haar een knipoog, in een poging haar op te vrolijken. Ik zie een voorzichtige glimlach. "Ik bof wel, hoor." zegt ze. "Waarmee?" Ze stop met lopen en draait zich naar me toe, waarbij ze mijn handen vastpakt. "Dat ik van alle mensen precies met jóú hier vast zit." grijnst ze. De tranen lopen nog over haar wangen, maar de verbitterde uitdrukking is tenminste voor even verdwenen. Ze gaat op haar tenen staan en drukt een kus op mijn lippen. Voor ze kan stoppen pak ik haar middel vast en trek ik haar dichter tegen me aan. "Verdomme." horen we plotseling de norse stem van Levia. Geërgerd beëindig ik de kus. "Levia." zeg ik verongelijkt. "Probeer ik even van dit gezeik te ontsnappen, loop ik hier weer tegen aan." snauwt Levia. Ze slaat haar armen over elkaar heen en fronst, maar ik kan zien dat ze ook gehuild heeft. Ze heeft zich nooit kwetsbaar op durven stellen, ook al weet ik dat sommige dingen haar heus iets doen. Ik snuif en wil iets terug zeggen, maar Elise raakt mijn arm aan en kijkt doordringend naar me. "Laat maar." zegt ze zacht. Ze loopt naar Levia toe en voor dat die tegen kan sputteren, geeft Elise haar een knuffel. Ik sta verbijsterd te kijken. Levia begint meteen te protesteren. "Hé, laat me los, dom wi-" Ze valt stil en zucht diep. Dan slaat ze ook haar armen om Elise heen en lopen er tranen over haar wangen. Elise wrijft met haar arm over Levia's rug. Mijn mond valt open van verbazing. Hoe krijgt Elise het voor elkaar? Ongemakkelijk krab ik in mijn nek. Levia doet een stap achteruit en wrijft de tranen van haar gezicht. Ze glimlacht even naar Elise, en daarna wordt haar gezicht weer een hard masker. "Geen woord hierover. Ooit." zegt ze, terwijl ze zich omdraait en weg loopt. Elise lacht naar me en komt op een drafje terug. "Wow.." zeg ik. Elise grinnikt. "Goed hè?" Ik pak haar hand vast en begin weer te lopen. "Genoeg gelucht?" vraag ik. Elise kijkt naar de grond. "Ik denk het." zegt ze. "Sorry, het is geen probleem als.." Ze schudt haar hoofd. "Nee, het is goed. Misschien moeten we een slaapplaats gaan vinden." Ik knijp zacht in haar hand. "Oké dan." Ik realiseer me dat ik geen idee heb waar we moeten zijn. "Weet jij..?" begint Elise. "Nee. Laten we maar gewoon een rondje lopen."

Een tijd later hebben we nog steeds niemand gevonden. Op een horde hersendode elven na. Elise zwaait lusteloos onze handen heen en weer. Opeens zie ik Melchior op een bankje zitten. "Melchior." zeg ik. Elise ziet hem nu ook. Hij gaat met zijn handen door zijn haar en zucht. "Is dit jouw huis?" vraagt Elise. Melchior knikt. "Ja. Julian, ik nam aan dat jij hier zou willen slapen? Dan kan Elise bij Joane logeren samen met Levia." stelt hij voor. "Oké, dat is goed." Melchior staat op en wuift. "Wil je het zien? Het is niet bepaald groot, maar ik heb een bank. Als je het geen probleem vindt kun je daar slapen, en anders kun je mijn bed gebruiken en lig ik op de bank." Ik schudt mijn hoofd. "Nee, de bank is prima." Ik wil naar de voordeur toe lopen, maar Elise trekt zachtjes aan mijn arm. Ze bijt aarzelend op haar lip. "Ehm.. Julian?" vraagt ze onzeker. "Ik blijf liever bij jou.." Ik kijk naar Melchior. Die haalt meteen zijn schouders op. "Geen probleem. Kom maar mee." We volgen hem het knusse huisje in. "Natuurlijk gaan dames voor, dus Elise mag mijn bed gebruiken en ik slaap zo lang op de grond." zegt Melchior. "Absoluut niet. Het is jouw huis, dus jij neemt de bank. Ik heb vaker op de grond geslapen." protesteer ik. Elise moet lachen. "Jullie zijn echt vreselijk. Is dit een soort wedstrijd attent zijn, ofzo?" grinnikt ze. We draaien ons abrupt om wanneer er op de deur wordt gebonsd. "Wie is daar?" vraagt Melchior terwijl hij naar zijn voordeur loopt. "Goed volk." klinkt het buiten. De deur gaat krakend open. Chase staat erachter. "Sorry dat ik stoor, ik zag jullie toevallig naar binnen gaan. Ik was toevallig naar jullie op zoek, ik dacht dat jullie wel een soort - ehm - welkomstcadeautje konden gebruiken." zegt hij. Melchior doet een stap opzij en gebaart dat hij binnen kan komen. Chase tovert achter zijn rug een groot stuk brood en een tros bessen vandaan. "Oh, dankjewel." zegt Melchior, die het voedsel aanneemt. "Hoe kom je daaraan?" vraag ik nieuwsgierig. Chase verschiet van kleur. "Ehm.. Ik heb connecties." zegt hij. Elise houdt haar hoofd een beetje schuin. "Hoe dan ook, blijven jullie hier?" verandert Chase het onderwerp. Elise en ik knikken. "Mooi, dan weet ik waar ik jullie kan vinden. Waar verblijft de rest van jullie... reisgenootschap?" Ik kijk vragend naar Melchior. "Levia overnacht waarschijnlijk bij Joane thuis. Dat is hier vlakbij, als je de straat volgt naar links en dan naar rechts gaat is het.." Melchior lijkt in gedachte te tellen. "..het derde huis rechts." concludeert hij. "Oh, en Hilde slaapt in haar eigen huis, dat is nog een stukje verder die kant op." Ik sla de informatie meteen op in mijn geheugen. "Oké, dan weet ik dat. Het gebeurt niet vaak dat ik hier gasten heb waarmee ik kan praten." zegt Chase.

MagicallyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu