Hoofdstuk achttien

30 13 0
                                    

       'Hoewel deze Magie een van de ongehoorzaamste van zijn soort is, zal het luisteren naar wat je te zeggen hebt. En als de Magie het met je eens is, heb je een van de beste helpers die je je maar kan wensen.'
       - Boek Magie van de Sterren, bladzijde achttien

       Het is reusachtig en heeft twee grote vleugels die wel van leer lijken waar zijn voorpoten aan vastzitten. Aan die voorpoten zitten weer drie kromme klauwen die gemaakt zijn om te verscheuren en te doden. Het staat op zijn stevige achterpoten die vier rechte klauwen heeft om goed op te kunnen lopen en rennen. Zwarte schubben die zijn hele lichaam behalve zijn buik bedekken. Wat me nog het meeste opvalt is de lange bek met messen als tanden, ze zijn lang en puntig.

       Ik kijk iets beter en deins achteruit als ik iets zie wat helemaal niet in het plaatje thuishoort. Het ding – beest – heeft dezelfde oogkleur als ik. Kastanjebruin dat in de duisternis lijkt te gloeien als het licht van een kaars. Ik deins achteruit en kan mijn angst niet verbergen. Het wordt er niet beter op als het beest zijn wijde bek openspert, zijn scherpe tanden en vooral de ingang van zijn keel laat zien. Het is net alsof ik recht in een zwart gat kijk.

       Het is een draak.

       Ik had het moeten verwachten. Zoals Natalie me al zo vaak had gevraagd, hoe kan je een Zilverdraak temmen zonder de Weermaan Gave?

       Het antwoord was zo simpel, waarschijnlijk wist ze het al. Toen ik me bukte om Rängri te bekijken had hij me aan stukken moet scheuren – zelfs met gewonde voorpoten – en hij deed het niet omdat hij geen Weerwolf voelde. Zeker wel gevaar, maar hij zag zijn eigen soort. In zijn verwarde en ontzettend pijnlijke situatie moet hij eerder de energie die rond mijn Bonnie Ster hing gevoeld hebben dan hoe ik eruitzag. Zijn instinct vertelde hem dat het goed was. Dat hij mij niet moest aanvallen.

       Zelfs toen hij er eenmaal bovenop was gekomen was ik degene die hem van de grond had opgeraapt toen – ik weet steeds niet hoe en waarom – zijn moeder hem verstoten had of er iets was gebeurd. Hij moet zich verraden of verloren hebben gevoeld en toen ik hem hielp voelde ik voor hem als een moeder. Daarom ging hij niet weg toen ik hem vroeg dat te doen.

       Ik deins achteruit terwijl niet alleen de lucht maar ook de grond lijkt te trillen door het beest. De angst stroomt door me heen en ik neem nog meer stappen naar achteren, tot ik de verbintenis voel. Het gevoel alsof ik met onzichtbare draden aan het beest vastzit.

       Het lijkt me terug naar zich toe te willen trekken en brult elke keer als ik een stap achteruit neem. Me verzetten tegen de druk van de onzichtbare draden word steeds moeilijker en mijn ademhaling word sneller. Ik word een beetje licht in mijn hoofd, wat eigenlijk slecht zou moeten zijn maar nu voelt het goed, lijkt het iets tegen me te zeggen.

       Ik kijk het beest nog even in zijn kastanjebruine ogen voordat ik me ontspan en de onzichtbare draden me naar het toetrekken. Ik stop net voor het gigantische beest en neem zelf de laatste stap naar voren, die er eigenlijk zou moeten zorgen dat ik tegen hem aan zou botsen. Maar ik stap dwars door hem een voel hoe we één worden, of hoe we dat simpelweg al waren.

       Hij lijkt te krimpen en ik voel dat hij in me verdwijnt. Het koude maar vredige gevoel stroomt door me heen en dan word ik weer langzaam van mijn bewustzijn weggetrokken. Mijn beeld wordt zwart en voor ik weet word ik wakker.

       Ik open mijn ogen en kijk recht in de rivierblauwe van Jayden. Hij kijkt bezorgd terug en ik doe er niet lang over om me te beseffen dat hij zijn bruine simpele maillot draagt en verder niets aanheeft. Ik kijk weg en zie mijn eigen kamer met de simpele witte muur. Links van me, aan de kant van de kamer, ligt Rängri opgerold op de rand van mijn bed te slapen.

OnzijdigWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu