We zitten met zijn vieren in de wachtkamer. Ze zijn in mijn vader aan het snijden. Ik ril bij de gedachte. Ik ben misselijk en probeer na te denken, maar mijn hersenen zijn blubber. Beer heeft snoep uit de automaat gehaald en propt zich vol met chocolade. Pip bladert met bibberige handen in een Donald Duck. De vuilnisvrouw heeft haar pak uitgedaan. Ze heeft er een afgewassen spijkerbroek en een vaal T-shirt van Greenpeace onder aan. Ze leest een tijdschrift over auto's Ik bedenk met opeens dat ik niet eens weet hoe ze heet.
Aan het eind van de hal komt een politieagent aangelopen. Het is een andere dan daarnet. Ik ga snel naast de vuilnisvrouw zitten en fluister in haar oor: 'Wil je alsjeblieft zeggen dat je onze moeder bent? Als papa in het ziekenhuis moet blijven, en ze horen dat we geen moeder hebben, mogen we vast niet alleen thuisblijven. Dan moten we ergens heen en dat willen we niet! Plies, plies, help ons!' Ik knijp haar in haar arm. Ze heeft geen tijd om te antwoorden. De politieagent staat voor ons. Hij haalt een opschrijfboekje tevoorschijn. 'Zijn jullie de kinderen van meneer van Zwanenburg?' Ik kijk de vuilnisvrouw smekend aan. Ik zie dat ze aarzelt. Pip, die links van haar zit, legt zijn hand op haar arm en zijn hoofd tegen haar schouder .Alsof het zijn moeder is. Hij kan geweldig goed toneelspelen. De vuilnisvrouw slikt. 'Mag ik jullie namen?' vraagt de agent. Ik knik en knijp de vuilnisvrouw nog eens. Morgen ziet ze bont en blauw. 'Ik heet Samantha-Maria,' zeg ik. 'Ofwel Sam.' 'Geboortedatum?' 'Eenentwintig maart negentien eenennegentig,' zeg ik. "jongeman?' 'Ik heet P-Pippin... Philip,' stottert Pip. 'Wat zeg je?' 'Hij het Jean-Philip,' zeg ik. 'Geboortedatum dezelfde.' De agent kijkt verbaasd op. 'Een tweeling?' 'Maak er maar een drieling van,' zegt Beer. 'Jullie lijken helemaal niet op elkaar,' zegt de politieagent. 'En je broer is een kop groter.' 'Toch is het waar,' zeg ik. 'Ik heet Berenieke Aurora,' zegt Beer. 'De geboortedatum weet u.' Pip pakt de hand van de vuilnisvrouw vast. Ze kijkt hem verbaasd aan. Ik zie dat ze een grijns onderdrukt. O, als ze nu maar meespeelt... De agent krabbelt wat in zijn boekje en kijkt dan over de rand van zijn bril naar de vuilnisvrouw. 'Uw naam?' Ze kijkt me aan. Mijn hart klopt in zijn keel. Plies, plies, smeken mijn ogen. 'Ik heet Isabel,' zegt Isabel. Haar stem trilt. 'Isabel... van Zwanenburg.' Even later staan we naast papa's bed. Hij slaapt. Zijn been zit in het gips en hangt in een ingewikkelde installatie. Er zitten pleisters op zijn gezicht, hij heeft een verband om zijn hoofd en hij ziet wit. 'We hebben hem mooi gerepareerd,' zegt de dokter die over hem heen gebogen stond. 'Hij wordt wee helemaal de oude, hoor.' Papa heeft een infuus in zijn arm en een slangetje in zijn neus. De tranen branden in mijn ogen, maar ik hou ze binnen. 'Hij heeft een flinke beenbreuk. We hebben er ijzeren pennen ingezet. Hij heeft ook een zware hersenschudding. We vermoeden dat we geen hersenletsel heeft, maar als hij wakker wordt, gaan we nog wat onderzoeken doen.' 'Wanneer mag hij naar huis?' vraag ik. 'Nou, dat duurt nog wel even, meisje. Ik denk dat we hem minstens een week of twee hier moeten houden. Maar nu moeten jullie gaan. Morgen kunnen jullie weer met hem praten.' Pip haalt zijn blokje met gele briefjes uit zijn zak. Dat heft hij altijd bij zich.
'Pip!' zeg ik berispend. Maar ik ben blij dat hij weer een grapje kan maken. Beer schrijft er ook een.
Ik schrijf:
We plakken de briefjes op zijn kussen en lopen zachtjes de kamer uit. Nu moeten we Isabel zien te lozen.
JE LEEST
Het zwanenmeer (maar dan anders)
RandomIk zal ons eerst maar eens even voorstellen, anders snap je er niks van. Wij zijn namelijk geen gewoon gezin. Om te beginnen: ik ben twaalf. 'Ja, duh, is dat zo bijzonder?' Nee, maar mijn zus is ook twaalf. 'O, een tweeling, wat leuk!' En mijn broer...