Ik loop naar de zolder. 'Kom op, Pip, je moet mee! Ik kan het niet allemaal zelf.' Pip zit op zijn kamer te tekenen. Hij begint hoe langer hoe meer op papa te lijken. Vroeger zat hij vaak bij ons, maar de laatste tijd steeds minder. Misschien heeft het met zijn leeftijd te maken. Pip heeft een grote zolderkamer met balken, waaraan van alles hangt (ja, ook veel spinnenwebben). Hij maakt dingen die kunnen vliegen, van papier en karton en van wat hij op straat en soms in vuilnisbakken van andere mensen vindt. Ze zijn echt mooi. Op de meur waar zijn bed voor staat, heeft hij een bos geschilderd. En dat bos is geen klein bosje, want die meur is ongeveer zeven meter lang. Het bos beslaat de hele muur en loopt van de vloer tot het plafond. Hij heeft er meer dan twee jaar over gedaan en er komen nog steeds dingen bij. Er is veel in te zien. Er is een donker en dreigend gedeelte, dat noem ik het Dichte Bos, en een vrolijk stuk: het Lichte Bos. In het Dichte bos zitten monsters en spoken tussen de bomen en struiken verstopt. Enge wezens die zonder moeite een hoofdrol in een gruwelijke griezelfilm zouden kunnen krijgen. Halfvergane lichamen waar slijmerige tentakels uit komen, skeletten met gemene rode ogen die je overal lijken te volgen. Ergens onder een boom is een heuveltje met een kruis. Als ik er naar kijk, krijg ik soms tranen in mijn ogen. Ik vind het niet leuk dat Pip dat kruis daar gezet heeft. Het is geen goed plaats. Maar het is zijn bos, niet het mijne. In het Lichte Bos staan de bomen verder uit elkaar en er valt zonlicht tussen de bladeren door. Er bloeien allerlei soorten bloemen en er stromen beekjes met helder water waar je gekleurde visjes in kunt zien. Er zijn vogels, vlinders, eekhoorntjes en konijnen. Er groeien aardbeien en frambozen en het gras is zo groen dat je het bijna kunt ruiken. Als je voor het Dichte Bos staat, heb je het gevoel dat je in een nachtmerrie verdwaald ben. Als je naar het Lichte Bos kijkt, zou je willen dat je daar was en nooit meer weg hoefde. Pip verschuift steeds zijn bed. Als hij zich blij voelt, staat zijn bed voor een vrolijk stuk. Als hij zich rot voelt of boos is, bij een eng stuk. Het staat nu voor een nogal grijs en somber deel, met oplichtende ogen en mistflarden. Laatst heb ik papa in het Dichte Bos ontdekt. Pip heeft hem er pas bijgetekend, denk ik. Je moet goed kijken om hem te zien. Hij zit naast het kruis, met zijn rug tegen een boom, en staart naar een leeg vel papier op zijn schoot. Brrr, ik kreeg er de kriebels van. gelukkig komt papa nooit op Pips kamer.
'Toe nou, Pip, ik heb geen zin om alleen naar de winkel te gaan. Jij bent de kok en ik koop altijd de verkeerde spullen.' 'Ik ga alleen mee als we niet met het karretje naar huis hoeven te lopen. Dan schaam ik met dood.' 'Ok, ik zal vragen of papa ons met de auto brengt. Ga je dan mee?' Pip buigt zich over zijn tekening en geeft geen antwoord. 'Nou?' Ik blaas tegen een vliegding aan. 'Niet doen,' zegt Pip. hij ziet bleek. Pip is niet gelukkig. Ik wilde dat ik hem kon helpen, maar dat kan ik niet. Tenminste niet zoals vroeger. we zitten niet meer op dezelfde school, dus kan ik hem niet beschermen. Ik heb al heel wat vervelende kinderen in elkaar gemept. Pip wordt een beetje geplaagd. Ik denk omdat hij een beetje meisjesachtig is. Hij Huilt heel snel, daar kan hij ook niks aan doen. Hij kan niet goed lezen en rekenen gaat ook niet best. Hij is twee keer blijven zitten. Beer heeft hem altijd geholpen, maar de laatste tijd wil hij dat niet meer. Ik denk dat hij het een beetje opgegeven heeft.
'Pap!' Ik trek een oordop eruit. 'Ja lieverd,' Mijn vader kijkt niet op. Het is een beetje eng, het is alsof de computer hem betoverd heeft. Hij zit naar het scherm te staren en groeit langzamerhand helemaal krom. Ik haat die computer. 'Hier is je post.' Mijn vader bekijkt verstrooid het pak brieven. Hij maakt veel enveloppen niet open. Soms ben ik bang dat er dat er ineens een man voor de deur staat, met een enorm pak rekening die niet betaald zijn, en dat wij dan het huis uit worden gezet en failliet zijn. Er zit een knalrode envelop bij. Zou dat gevaar betekenen? Ik wijs ernaar. 'Wat is dat?' 'Wat zeg je?' Ik haal zijn andere oordop er ook uit. 'Wat is dat voor een brief?' 'Weet ik niet,' zegt mijn vader. 'Er staat geen adres op. Reclame misschien.' 'Mag ik hem openmaken?' Mijn vader knikt. Zijn vingers hangen als dode spinnenpootjes boven het toetsenbord. Ik scheur de envelop open. Er zit een knalgele brief in.
JE LEEST
Het zwanenmeer (maar dan anders)
De TodoIk zal ons eerst maar eens even voorstellen, anders snap je er niks van. Wij zijn namelijk geen gewoon gezin. Om te beginnen: ik ben twaalf. 'Ja, duh, is dat zo bijzonder?' Nee, maar mijn zus is ook twaalf. 'O, een tweeling, wat leuk!' En mijn broer...