Het is donker en ik lig in bed. Het kikkerkoor kwaakt uit volle borst. Ik heb papa's leven gered. Zonder dat ik het wist. De tumor in zijn hoofd was goedaardig. Ze hebben hem weggehaald. Hij zat er al heel lang en als papa dat ongeluk niet had gehad, was hij er waarschijnlijk aan dood gegaan. De tumor was zo groot als een mandarijn, zei de dokter. Daarom was papa de laatste jaren zo veranderd. Het gezwel knelde allerlei dingen af. Daarom had hij altijd zo'n hoofdpijn en was zo vergeetachtig. De dokter zei dat het een geluk bij een ongeluk was., omdat ze het anders niet ontdekt hadden, en dat hij weer de oude wordt. Isabel logeert al een paar dagen bij ons, in een van de ongebruikte kamers, tot mijn vader terugkomt. Het is 22.55 op mijn wekkerradio en ik lig te draaien. Misschien is Beer beneden. Ik sluip de trap af. Aan de keukentafel zit Isabel, in een oude rafelige nachtjapon. Ze zit te schrijven bij het licht van twee kaarsen. Voor haar op de tafel staan een kop thee en een boterham met kaas. Haar blonde haar valt langs haar gezicht, waardoor ze er heel jong uitziet. Ze is in gedachten verzonken en kauwt op haar potlood. Ik kuch. Ze kijkt op en draait snel het papier om. 'Hoi Sam, kun je niet slapen?' 'Nee, het is nog te vroeg,' zeg ik. 'Normaal liggen we er pas tegen twaalven in. Ik dacht dat Beer beneden was.' Ik realiseer me opeens dat Beer, voor zover ik weet, de afgelopen nachten gewoon doorgeslapen heeft. 'Wil je ook pepermuntthee? Daar slaap je lekker van.' 'Graag.' 'Wat fijn dat het zo goed gaat met je vader, hé?' 'Ja,' zeg ik. 'Hij zat vandaag zelfs weer te schrijven in zijn bed. Hij is begonnen aan een nieuw boek.' Ze hebben papa helemaal kaal geschoren en een gat in zijn hoofd gezaagd. Ik zat er dus niet zover naast met mijn droom. Nadat ze de tumor weggehaald hadden, hebben ze het luik weer dichtgemaakt. Papa voelt zich nu een stuk beter. Als herboren, zegt hij zelf. Hij maakt grapjes met iedereen en vooral met Isabel, als ze er is. Hij vindt haar aardig, dat is duidelijk te zien. En zij hem ook. Het lijkt net alsof hij wakker is geworden, nadat hij jaren geslapen heeft. Zoals Doornroosje. Maar dan anders.
Ik ben nieuwsgierig naar wat Isabel schrijft en gluur naar het papier. 'Is dat een brief naar je vriendje?' Tot mijn verbazing bloost ze. 'Nee, uh, naar... mijn broer.' Ik ga zitten en pak een appel van de fruitschaal. 'Hoe heet hij?' 'David'. Isabel neemt een hap van haar boterham. 'Heb je nog meer broers of zussen?' 'Nee,' zegt Isabel. 'Heb je geen vriendje?' Isabel, die net een stuk brood in haar mond heeft gestopt heeft, houdt op met kauwen. Ze slikt. Opeens zie ik haar andere gezicht weer. Het gezicht van het verdrietige meisje. Even maar, dan is het weg. 'Nee. niet meer.' 'Is het uit?' Isabel wrijft in haar ogen. 'Hij is verongelukt.' Ik krijg een rilling. 'Jeetje, ook al dood... Wat erg...' Ik durf niet meer verder te vragen. Ik kan haar ogen niet zien, haar krullen hangen ervoor. Ik wil mijn arm om haar heen leggen, maar dat durf ik niet. Ik pak de theepot. 'Wil je nog thee?' Isabel recht haar rug. 'Nee, dank je. Ik ga naar bed. Blaas jij de kaarsen uit?' 'Ja... slaap lekker.'
Ik staar in het flakkerende kaarslicht. Isabel lijkt op mij. Ze heeft ook twee gezichten. Een stoer en een sterk gezicht voor de buitenwereld, en een verdrietig kleine meisjes gezicht dat ze verstopt. Ik slurp van de hete thee. Jeetje, wat afschuwelijk. Verongelukt. Dan valt mijn blik oop het papier dat ze heeft laten liggen. Ik aarzel, maar mijn nieuwgierigheid wint. Het zijn de eerste regels van een gedicht:
Verandering
Sluipt op kousenvoeten
Tussen de regels door...
Dan zie ik dat Isabels rugzak onder de tafel ligt. Hij ligt halfopen. Dat is raar... ik buk me en trek hem een stukje verder open. Er glijden rode enveloppen uit. In een flits dringt het tot me door. Die geheimzinnige gedichten zijn van haar!
Als ik weer in bed lig, kan ik niet in slaap komen. Ik woel en draai en mijn gedachten jagen elkaar als dolle beesten achterna. Ik probeer de puzzel in elkaar te leggen. De gedichten zijn van Isabel... Waarom deed ze die in onze brievenbus? Papa is schrijver. Hij heeft contacten, hij is beroemd, hij is rijk... Ik schiet overeind in bed. Zou ze heb expres aangereden hebben? Nee, dat kan niet, waarom zou ze. Aan een dode beroemde schrijver heeft ze niks. Ik ga weer liggen. Maar ze wil iets van hem, dat is duidelijk. Misschien wil ze beroemd worden en hoopt ze dat mijn vader haar daarmee kan helpen. Ze wist dus wel wie hij is. Dus toch... dus weer. Ze heeft gelogen, ze heeft ons misleid. Ze heeft ons bedrogen. Ik ga weer overeind zitten en gooi mijn dekbed van me af. Ik ben geschokt en woedend en ontzettend teleurgesteld tegelijk. Maar het is niet te laat. Ik hou nog niet van haar. Als je iemand houdt, dan doen dit soort dingen nog veel meer pijn. Isabel moet weg uit ons leve, en wel zo snel mogelijk.
JE LEEST
Het zwanenmeer (maar dan anders)
AcakIk zal ons eerst maar eens even voorstellen, anders snap je er niks van. Wij zijn namelijk geen gewoon gezin. Om te beginnen: ik ben twaalf. 'Ja, duh, is dat zo bijzonder?' Nee, maar mijn zus is ook twaalf. 'O, een tweeling, wat leuk!' En mijn broer...