'Pip! Kom hier!' gil ik met overslaande stem. Pip verschijnt slaperig in zijn ogen wrijvend in de badkamer. Ik wijs naar het bad. Er zit nog maar één miezerig klein kikkertje in. 'Ze zijn allemaal weggelopen, sufferd! Ze zitten door het hele huis! Ik stapte er net bijna op een!' 'Getver,' schreeuwt Beer vanuit haar kamer. 'Er zit een kikker op het bed!' "kus hem, misschien is het een prins,' gil ik terug. 'Doe iets, Pip!' Pip kijkt onnozel naar een kikker die op de bril van de wc zit. De bloeduitstorting bij zijn oog begint van paars naar groen te verkleuren. 'Hé zombie, komt er nog wat van?' Ik geef hem een duw. Hij begint te huilen. 'Sorry,' zucht ik. 'Dan wassen we ons maar niet. Kom op, we gaan naar het ziekenhuis.'
We nemen de fiets. Als we halverwege zijn, realiseer ik me opeens dat ik de achterdeur niet op slot gedaan heb. Dat ben ik niet gewend, want papa is normaal altijd thuis. Ik besluit niet terug te gaan. Dan wordt de boel maar leeggeroofd. Het kan me ook niks meer schelen.
Het stinkt altijd zo in ziekenhuizen. Ik durf de kamer niet binnen te gaan. Ik duw Beer eerst. Mijn vader ligt alleen. Hij heeft zijn ogen dicht. Zou hij nog bewusteloos zijn? In coma? We staan alle drie om het bed heen. Hij ziet er verschrikkelijk uit, met al die slangetjes. De gele briefjes zitten niet meer op zijn kussen. Ik schraap mijn keel. 'Papa?' Mijn vaders wimpers trillen. Dan gaan zijn ogen open. Hij probeert te glimlachen als hij ons ziet staan. Ik buig me over hem heen. 'Heb je pijn, pap?' 'Nee,' fluistert hij. 'Een beetje. Mijn been...' Pip haalt met veel lawaai zijn neus op. Beer slaat een arm om hem heen. 'Pap, het spijt me zo dat ik je gevraagd heb de vuilnisbakken buiten te zetten!' Ik pak zijn hand. 'Vuilnisbakken?' Zijn stem klinkt heel slapjes. 'Ja, de vuilnisbakken. Weet je dat niet meer?' 'Uh...' 'Je hebt een ongeluk gehad, pap. De vuilniswagen! Weet je dat niet meer?' Mijn vader kijkt me glazig aan. 'Weet je wel wie ik ben?' Mijn stem klinkt paniekerig, ik kan er niks aan doen. Mijn vaders ogen vallen dicht. Er komt een verpleegster binnen. 'Jullie moeten je vader nog niet te veel vermoeien,' zegt ze. 'Kom maar mee.' 'Wat is er met hem?' vraag ik als we op de gang zijn. 'Hij weet niet eens meer wat er gebeurd is.' 'Je vader heeft misschien een beetje last van geheugenverlies. Dat komt wel vaker voor als e zo'n harde klap op je hoofd hebt gehad,' zegt de verpleegster. 'Maken jullie je maar geen zorgen. Waar is jullie moeder? De dokter wil even met haar praten.' Ik krijg een kop als een biet. 'Uh... ze was ziek vanmorgen. Ze moest de hele tijd overgeven. Van de schrik denk ik.' 'Ze komt vanmiddag,' zegt Beer. De verpleegster kijkt op haar horloge. 'Om twee uur is het weer bezoekuur,' zegt ze. 'Jullie kunnen nu beter gaan. jullie vader moet rusten.
In de lift naar beneden zegt Beer somber: 'Jij vond dat alles anders moest. Nou, je hebt je zin gekregen. Papa is zijn werkkamer uit. Maar dit was niet de bedoeling.' De tranen schieten me in de ogen. 'Ik kan er niks aan doen!' 'Dat bedoelt Beer ook helemaal niet,' zegt Pip. 'Rustig nou maar, Sam' Mijn schuld, het is mijn schuld, klinkt het in mijn hoofd. Ik bijt zo hard op mijn lippen dat ik bloed proef.
'Ik heb maar een beetje opgeruimd, dat is tenslotte mijn beroep. Jullie hoofd staat er nu vast niet naar,' zegt Isabel als we de keuken binnenkomen. 'Kijk, deze ben ik nog tegengekomen.' Ze haalt de deksel van een pan af en laat zien wat erin zit. Een stuk of zeven kleine kikkertjes en vier grote. 'Houden jullie van kikkerbilletjes?' Beer en Pip grijnzen. Het aanrecht is schoon en de vloer ook. De ramen staan open en er waait warme lucht naar binnen. 'Zijn jullie in het ziekenhuis geweest?' 'Ja,' zeg ik kortaf. 'Wat doe je hier eigenlijk?' 'Ik zei toch dat ik langs zou komen? De deur was niet op slot. Ik heb geroepen, maar niemand gaf antwoord. En omdat ik moest wachten, heb ik me intussen nuttig gemaakt.' 'Dat hoeft helemaal niet,' zeg ik. 'Ik zei toch dat we ons prima zelf konden redden?' 'Ik heb thee gezet,' zegt Isabel. 'En ik heb een appeltaart meegebracht. Zelfgebakken.' 'Mmm,' zegt Beer. 'Ik dacht al dat ik iets lekkers rook. Ik heb honger. We hebben nog niet ontbeten.' Ik stoot haar aan. Wat een slappeling. Pip gaat aan tafel zitten. 'Mijn vader heeft geheugenverlies,' zegt hij, terwijl Isabel de taart aansnijdt. 'Hij wist niks meer wan het ongeluk.' 'Mmm... misschien maar goed ook,' zegt Isabel. 'Dan word hij niet tenminste niet kwaad op mij. Jij ook appeltaart, Sam?' 'Nee, ik ga naar boven.'
Die Isabel moet weg. Ik wil en zal haar niet aardig gaan vinden.
JE LEEST
Het zwanenmeer (maar dan anders)
RandomIk zal ons eerst maar eens even voorstellen, anders snap je er niks van. Wij zijn namelijk geen gewoon gezin. Om te beginnen: ik ben twaalf. 'Ja, duh, is dat zo bijzonder?' Nee, maar mijn zus is ook twaalf. 'O, een tweeling, wat leuk!' En mijn broer...