Marvel
Als ik wakker word, ben ik gedesoriënteerd. Waar ben ik?! Ik ga rechtop zitten in bed en dan weet ik het weer: Ik ben in het Capitool. Ik doe mee aan de vierenzeventigste Hongerspelen. Nu ik dan toch wakker ben, kan ik net zo goed meteen uit bed gaan. Ik sla de dekens van me af, kleed me aan en loop naar de woonkamer van ons appartement. Ik moet toegeven dat ik me al iets beter voel dan gisteren. Dat komt voornamelijk door die heerlijke douche die ik gisteravond heb genomen. Echt waar, de Capitool douches zijn geweldig. Ik ga in de eetkamer zitten bij Gloss en Cashmere. ‘Zo, jij bent vroeg!’ zegt Gloss. Ik knik. ‘Heb je al zin in de parade?’ Wat kan ik daarop zeggen? Niks, dus ik haal gewoon mijn schouders op. ‘Zeg, ik weet dat je het er niet over wilt hebben, maar ik vind het heel moedig van je dat je je aangeboden hebt voor je broertje. Dat was echt geweldig.’ Ik knik, maar hij is niet nog uitgesproken. ‘Cashmere en ik hebben Avery mogen begeleiden, dat weet je.’ Bij het horen van haar naam, krijg ik meteen kippenvel.
‘Je moet weten dat we haar heel moedig vonden. Ze hield zich groot en sterk. Ze had het vaak over je, je was de persoon waar ze het allermeeste om gaf.’ Ik verwacht dat ik mezelf rot ga voelen, maar gek genoeg voel ik me een stukje beter nadat Gloss dat gezegd heeft. Ik glimlach wrang. ‘Bedankt.’ Hij glimlacht terug, maar dan komt Glimmer en is het moment afgelopen.
Gloss, Cashmere, Glimmer en ik lopen naar de ruimte waar we de andere tributen zullen zien staan. Gloss zegt dat er een korte uitleg gegeven wordt voor de parade en dat iedereen daarna opgeknapt wordt. Glimmer maakt een grap over dat er dan vast niet veel werk aan haar verricht wordt, waardoor ik misselijk word van haar arrogantie. ‘Hé, daar zijn Brutus en Enobaria met de twee tributen uit twee. Ik zal meteen een dealtje regelen.’ Dan roept hij: ‘Enobaria! Brutus!’ Hij en Cashmere lopen naar ze toe en ze ontvangen elkaar met open armen. Grappig dat ze zulke goeie vrienden lijken te zijn. ‘Daar heb je hem!’ zegt Glimmer grijnzend tegen me. Dit is trouwens het eerste dat ze tegen me gezegd heeft sinds het avontuur begon. Waarschijnlijk praat ze alleen maar tegen me omdat de twee van twee naar ons staan te kijken. ‘Kom!’ zegt ze, en we beginnen naar ze toe te lopen.
‘Hoi! Ik ben Glimmer, en dit is Marvel,’ stelt Glimmer ons voor. Ze kijkt niet eens naar het meisje dat naast de jongen van 1 staat, net als dat hij niet naar mij kijkt als hij antwoord geeft. ‘Hey, ik ben Cato en dit is Clove.’ Hij gebaart alleen naar haar. ‘Glimmer zei je hè? Mooie naam.’ Hij geeft haar een knipoog. Ze knippert met haar ogen. ‘Dank je.’ Ze glimlacht. Het meisje dat naast Cato staat, Clove, loopt zonder iets te zeggen naar de paarden die onze koetsen straks moeten trekken. Ik voel me overbodig en daarom loop ik maar achter haar aan, aangezien Cato en Glimmer alleen maar aandacht hebben voor elkaar. Ik probeer een luchtig gesprek te beginnen, maar ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik zie dat Clove met haar ogen rolt en daarom zeg ik: ‘Hoi! Ik ben Glimmer, en dit is Marvel.’ Ik zeg het op precies dezelfde toon als zij het deed. Clove’s mondhoeken trekken omhoog en ze glimlacht onwillekeurig. ‘Hey,’ zegt ze met een zware mannenstem. ‘Ik ben Cato en dit is Clove.’ Ze doet zijn gebaar na en we beginnen te lachen.
‘Glimmer zei je, hè?’ gaat ze verder. ‘Mooie naam.’ Ze geeft me een overduidelijk gemaakte knipoog en ik knipper met mijn ogen. ‘Dank je.’ We beginnen weer te lachen. We zijn al eens voorgesteld en we weten elkaars naam al, maar toch zeg ik: ‘Marvel.’ Ik steek mijn hand naar haar uit. Ze pakt mijn hand aan en zegt: ‘Clove.’ En op dat moment besluit ik dat ik haar wel mag. ‘Marvel,’ hoor ik Gloss roepen. Enobaria, een van de mentoren van Cato en Clove, roept Clove. Met tegenzin voegen we ons weer bij Cato en Glimmer en bij onze mentoren. ‘Bondgenootschap,’ zegt Gloss. ‘Wat dachten jullie daarvan?’ We knikken alle vier tegelijk. ‘Tributen, luister eens!’ Een vrouw gaat in het midden van de ruimte staan en iedereen kijkt naar haar. ‘Over enkele ogenblikken zullen jullie voorbereid worden voor de parade! Over twee uur zien we elkaar allemaal hier weer terug en gaan we beginnen!’ Nog voordat we nog iets tegen elkaar kunnen zeggen, nemen onze mentoren ons mee naar een andere ruimte.
Clove’s P.O.V
Ik voelde me zo boos worden dat ik wel weg móest lopen, voordat ik gekke dingen ging doen. Hoe kon Cato nou doen alsof ik niet bestond en vlak voor mijn neus staan flirten met die.. met háár, uitgerekend met haar. Hij deed alsof ik niet belangrijk was en dat maakte me zo boos. Toen ik merkte dat er iemand bij me kwam staan, wilde ik bijna snauwen dat hij weg moest gaan. Maar toen ik me omdraaide, zag ik dat het Marvel was. Hij begon tegen me te praten met een grap; hij deed Glimmer na. Het ging als vanzelf dat ik met hem meedeed. Ik had verwacht dat ik nog bozer zou worden, maar hij maakte het juist beter. Ik moest glimlachen, écht glimlachen, door hem.
Maar nu ik hier zo naakt op een tafel lig en de haren uit mijn lijf worden getrokken, schreeuw ik alles bij elkaar. Het doet zoveel pijn. Mijn voorbereidingsteam doen hun best om me te kalmeren en als het getrek eindelijk voorbij is, lukt hen dat. Ergens voelt het ook wel fijn dat ik alles nu uit me heb kunnen schreeuwen. Ik ontmoet mijn stylist, die mijn outfit laat zien. Ik voel me net klein, zo enthousiast ben ik over de gouden kleren die ik aan moet trekken. Ik kan niet wachten om mijn outfit aan te doen.
Als ik naar mezelf kijk, voelt het net alsof ik in een sprookje terecht ben gekomen. Ik zie er zo prachtig uit! Zonder erbij na te denken, vraag ik mezelf af wat Cato van me zou vinden. Maar dan bedenk ik mezelf dat ik daar overheen moest zien te komen. Ik voel me zo prachtig dat ik me even niet rot kan voelen. Samen met Enobaria loop ik terug naar de verzamelruimte, waar ik Cato al met Glimmer zie praten. Het eerste dat me opvalt, is dat Glimmer er belachelijk uitziet. Helemaal in het roze. Ik zie Cato en haar naar me kijken, maar ik schenk ze geen aandacht. Ik zie Marvel bij de paarden staan, op precies dezelfde plek als waar we net gestaan hebben. Als ik zijn richting op loop, kom ik langs Cato en Glimmer. Ik zie dat Cato iets tegen me wil zeggen, maar ik loop straal langs hem heen naar Marvel toe.
‘Marvel?!’ Hij kijkt op met een geïrriteerde blik in zijn ogen, maar als hij mij ziet, verandert dat. ‘Wat heb je áán?!’ Hij is al net zo in het roze gekleed als Glimmer. Ik kan met moeite mijn lach inhouden. ‘Je ziet er..’ Ik stop met praten en onderdruk een glimlach. Hij zucht. ‘Ja, ik wéét het. Ik zie er belachelijk uit!’ Ik bijt op mijn lip om niet te lachen. ‘Dat zou ik nou niet willen zeggen, maar..’ Op dat moment kan ik mijn lach niet meer inhouden. Ik verwacht dat hij boos wordt, maar tot mijn verbazing begint hij te lachen. ‘Mijn stylist wilde me laten matchen met Glimmer, de idioot.’ Ik grijns. ‘Alsof iemand ooit zou kunnen matchen met Glimmer.’ We beginnen weer te lachen. ‘Precies.’ Ik kijk even naar het tweetal dat verderop staat en ons niet gehoord kon hebben, en ik zie Cato weer naar me kijken. Zou hij geïrriteerd zijn dat ik langs hem heen liep? Pech dan. De vrouw roept om dat we in de koetsen moeten gaan staan. ‘Ik zie je later wel weer.’ Marvel glimlacht even naar me en loopt naar zijn koets. Cato komt naar me toe gelopen en we stappen zonder iets te zeggen op de koets. Ik kijk naar Marvel, die een wanhopig gebaar maakt naar Glimmer, die naast hem staat, en ik probeer niet te lachen. Ik zwaai even naar hem en hij zwaait terug. ‘Ik zie wel wat je probeert te doen, hoor, Clove,’ zegt Cato, half glimlachend. ‘Maar je missie is niet geslaagd, ik ben niet jaloers.’ Ik kijk hem oprecht verbaasd aan. Dat is helemaal niet wat ik probeer te doen en dat zou hij toch ook moeten zien? Ik besluit om het spelletje mee te spelen. ‘Niet? Oh, je zat gewoon naar ons te kijken omdat je de paarden zo mooi vond.’ Dan kijk ik weer voor me.
Hij heeft geen gelijk, besef ik tot mijn eigen verbazing. Ik praatte niet met Marvel om hem jaloers te maken. Ik lachte niet met Marvel om hem jaloers te maken. En ik zwaaide al helemaal niet naar Marvel om hem jaloers te maken. Ik praatte, lachte en zwaaide naar Marvel omdat ik hem oprecht aardig vind.
De paarden beginnen in beweging te komen, het publiek begint te juichen en ik hoor her en der mijn naam geroepen worden. Ik zet mijn grootste glimlach op en zwaai naar het publiek. Ik voel me goed.