Spitfire
“Wie is zij?” vraagt Rasta. ze kijkt nar de merrie die ons geholpen heeft.
Ik kijk ook naar de merrie.
Wat? Nee, dat kan niet?!
“Mama?” zeg ik.
“Ja, ik ben het echt. Ik ben je moeder.” Echt waar?!
“Mam! Ik heb je gemist! Hoe weet je dat ik het ben? Ik bedoel… ik ben gewond, en ben groter en ik ben flink veranderd.”
“een moeder herkend altijd haar kind.”
Ik geef mama een dikke knuffel. Ze is er nog.
“Papa, ik dit mijn echte oma?”
“Ja, Rasta, Feline was je Stief oma.”
“Dus je hebt een stief moeder gehad?” vraagt mama.
“Ja, dat vind je toch niet erg?” vraag ik aan mama.
“Nee, ik vind het beter zelfs.” Gelukkig “Want zonder stiefmoeder had je geen drinken en niemand die je iets kon uitleggen.” Legt ze me uit.
We hebben een rustige plek opgezocht om te kunnen liggen.
Maar Rasta ziet er nogal onrustig uit.
“Wat is er Rasta?”
“Ik ben ongerust over dat veulen. die is het enige veulen die niet gered is. ik weet ook niet wie diegene is die nog niet gered is.”
“Ik denk dat hij terug naar de kudde is gegaan.”
Ze ziet er meer gerust uit.
“Hoe ben je onder die boom uit gekomen? Want er waren 2 bomen op je gevallen.” Vraagt Rasta.
“En hoe waren je baasjes? Hoe is alles gegaan?” zoveel vragen.
“Ik begin bij het begin.”
Ze luisteren.
“Toen ik gevangen werd, werd ik de trailer in gedaan. Ik werd naar een markt gebracht om verkocht te worden. Een lief meisje en haar vader hebben me gekocht. Later, toen ik ongeveer 2 weken op de manege woonde, werd ik getemd en getraind. Ik kreeg een harde training. Ik wilde niet luisteren omdat de baas me pijn deed, en toen begon hij me meer pijn te doen. Ik stond de eerste maanden bij Feline in de stal. Maar op een nacht haalde de baas me uit mijn stal en ging me trainen. Toen moest ik alleen in een stal staan.”
“maar de baas deed niet zo gemeen tegen mij” zegt Rasta.
“Rasta, ik ben de eerste jaren bij die manege geweest en daarna werd ik verkocht.”
“Aw, ik heb echt medelijden.” Zegt mama.
“Ik ga verder. Een andere keer toen hij me trainde heeft hij me denk ik vijf uur in de stapmolen gezet, en daarna moest ik nog trainen. Van het lopen in de stapmolen was ik zo moe dat ik wel moest luisteren. En die avond werd ik in de stal gezet zonder water of eten.”
“Wat erg!” zegt Rasta verschrikt.
“Ik weet het. Toen ik ongeveer een jaar was luisterde ik nog steeds niet en werd ik verkocht. Bij de handel was er een jonge man die me wilde kopen, toen hij het geld aan de verkoper gaf trok iemand het uit zijn handen. Ik wilde niet bij deze verschrikkelijke baas blijven dus rukte ik me los en ging achter de boef aan en haalde het geld terug. Toen heeft hij me gekocht en meegenomen naar zijn huis.”
“Beter dan bij die andere baas, toch?”
“ja, zeker wel. Daniël, zo heette die baas, heeft me goed verzorgd tot ik er beter uitzag en tot ik gezond was. Daarna is hij met me gaan trainen, hij wilde met mij meedoen in de Grand Prix, Aan spring wedstrijden en andere leuke activiteiten. Op die manege ben ik een mooie merrie tegengekomen. We vonden elkaar leuk.
Martina, zo heet die merrie, kreeg een aantal maanden daarna een veulen. En dat veulen ben jij, Rasta.”
“Wat leuk!” zegt Rasta. “Toen ben ik geboren.”
“Toen jij ongeveer 10 maanden was, kwam die storm. Iedereen rende weg, maar jij dacht aan mij en probeerde me te redden. Omdat je die takken had weggehaald kon ik zelfstandig onder de bomen wegkomen. Ik zocht je nog maar je was al weg. En het huis was in brand gevlogen. Het bos ernaast vloog daardoor ook in brand. En in dat bos woonden verschillende soorten dieren, en ook paardenrassen. Ik rende weg van de manege omdat ik jou en Martina zag wegrennen. Opeens ging het weer hard regenen en toen raakte Martina jou kwijt. We renden samen maar door een bliksemschicht die voor ons kwam raakten we elkaar kwijt. En toen ben ik een kudde paarden tegengekomen waar ik tijdelijk mocht blijven. Maar daarna moest ik zelfstandig leven. En toen ik vanochtend rond liep hoorde ik gehinnik en toen zag ik de brand en…nou verder weten jullie het wel.”
“Wow, dat is een heel verhaal!” zegt mama.
“Ja, echt wel!” nu is het Rasta die iets zegt.
“Ja, maar Rasta, hoe is het met jou gegaan? Hoe ben jij hier terecht gekomen?”
“Nou, bij die storm was ik samen met mama weggerend, maar ik was haar kwijtgeraakt. Dus toen ik de stad zag was mama weg. Ik was omgekeerd om mama te zoeken maar ik zag haar niet. Ik raakte verdwaald en toen ik het bos zag branden redde Torandé me door me naar de groep te brengen.”
“Wacht, welke groep?” vraagt papa.
“De groep waarvan we de veulens hebben gered. In die groep ben ik gaan verder leven. En vandaag had ik een beetje hetzelfde als papa.”
“oke, dat is duidelijk.” Zegt oma.
“Hoe zat het met jou? Mama?” vraag ik aan mama.
“Ik ben gewoon in de groep gebleven en vandaag toen die brand uitbrak was het mijn groep die hinnikte.”
“Ik heb papa gevonden en papa heeft oma gevonden. Grappig!”
“Trouwens, waar is dat vijfde veulen gebleven? We hebben er vier gered…”
“Papa, hoe zag dat veulen eruit dat je gered hebt?”
“Even denken. Het was een merrie van ongeveer 2 maanden oud.”
“Nee! Dan is Timmy nog niet gered! Ik heb Ilse, Kimmy en Simona gered. Timmy is al een jaar!”
“Dan moeten we hem zoeken!” zegt mama. Zucht, ze begrijpen het echt niet. Vrouwen.
“Luister, ik had al eerder gezegd dan hij waarschijnlijk terug naar de groep is gegaan.”
“HELP!”