Hoofdstuk 3
Ik sta gelukkig weer in de stal bij Feline en ik zie dat Sanne naar me toe komt. Ze heeft een doos bij zich. Ze maakt de stal open en haalt wat uit de doos, ze doet een soort medicijn op een watje en dept het op mijn wonden.
Het prikt vreselijk, maar ik begrijp dat het goed bedoelt is. Maar toch kan ik het niet laten om hard te hinniken. ‘au, Feline, het doet zo’n pijn, had jij dit ook?’ vraag ik.
‘Nee, het probleem is dat je tegenwerkt, je zou moeten proberen om te gehoorzamen.’ Legt ze uit.
‘Ik zal nooit gehoorzamen aan zo’n vreselijk mens! Hij heeft gewoon pech, ik moet en zal van hem winnen. Au!’ Sanne is nog steeds bezig met mijn wonden te verzorgen. ‘rustig maar, het doet maar even pijn. Als ik je niet verzorg zal het ontsteken en dan doet het nog meer pijn.’ Zegt ze tegen me.
Eindelijk, ze is klaar. Ze aait Feline en mij nog even dan gaat ze weg.
De volgende dag worden Feline en ik samen uit de stal gehaald, ik word naar de trainingsbak gebracht en Feline naar het land. ‘Nee, ik wil niet weer trainen, je kan toch niet tegen me op!’ zeg ik tegen de baas. Maar hij luistert niet. ‘Lopen kreng! Anders verkoop ik je!’ nee, verkoop me niet, denk ik. Ik wil bij mijn vrienden blijven, niet weg hier. Maar ik laat me nooit trainen door hem.
Ik begin weer te steigeren en te bokken, en de baas slaat me weer. Maar ik geef nooit toe aan zijn wil.
De baas kan me niet meer houden en laat me los. Ik ren naar het hek toe, in de hoop dat ik erover heen kan springen, maar het is te hoog. Ik maak gauw een scherpe bocht en ren recht op de baas af. Vlak voor hem maak ik weer een scherpe bocht.
Als waarschuwing dat hij van me af moet blijven steiger ik vlak voor hem.
Dan zie ik in mijn ooghoeken dat Sanne hierheen rent. Ze komt de bak in en rent op me af.
‘papa, laat hem! Je ziet toch dat hij niet geslagen wil worden. Je kan een paard niet dwingen.’
Ze probeert het touw te pakken. Het lukt haar en houd het touw alleen vast, ze trekt niet.
Ik begrijp dat ze niet boos is en ik stop met steigeren. Ik loop rustig dichter naar haar toe. Ze pakt me bij mijn halster en brengt me naar de stal.
Dan sta ik weer alleen in mijn stal.
‘Spitfire! Wat zie jij eruit!’ zegt Shadow. ‘je bent toch niet ongehoorzaam geweest tegen de baas.’
‘Wel, dat deed ik wel. Ik wil niet dat hij me slaat, ik blijf doorgaan met vechten tot ik groot genoeg ben om over het hek te springen.’
‘dan zal je lang moeten wachten. En hij geeft niet op hoor!’
Even later zie ik Sanne in mijn stal komen, met weer die doos. Ze verzorgt opnieuw mijn wonden.
‘Spitfire, je moet niet doorgaan met vechten tegen de baas. Anders verkoopt hij je, en ik hou zoveel van je.’ Zegt Sanne, wat klinkt ze verdrietig.
‘Rustig maar, Sanne, ik zal ervoor zorgen dat ik niet verkocht word, maar dan moet je vader stoppen met zo vervelend doen.
Nu staat Feline ook weer bij mij in de stal. Ik vertel haar alles wat er is gebeurt. ‘maar waarom slaat de baas me dan en doet hij zo gemeen?’
‘Omdat je ongehoorzaam bent. ’zegt Feline. ‘je moet gehoorzaam zijn.’
‘maar ik wil niet gehoorzamen aan hem.’ Ik ben vastberaden, ik laat me niet pakken.’
‘ga nu maar slapen, je bent moe, en om te groeien moet je genoeg slapen.’
Die nacht word ik opgehaald door de baas, ik moet de stal uit. ‘Waar ga je me naartoe brengen?’
Hij brengt me helemaal naar de andere kant van alle stallen, daar staat een stal open. ‘Erin, knol. En maak geen herrie.’ Dus ik moet in een andere stal! Dat wil ik niet, ik wil bij Feline blijven.
‘Morgen ga ik je hard aanpakken, lui beest!’
En inderdaad. De volgende dag word ik al vroeg uit mijn stal gehaald, deze keer heeft hij een stok bij zich.
Hij brengt me naar de stapmolen. Nee! Niet de stapmolen! Ik word weer wild, ik wil daar niet heen. Maar de baas is te sterk. Hij zet me in de molen en de armen beginnen te draaien. Ik wil stoppen met lopen, maar de armen blijven draaien.
drie uur later draaien de armen nog steeds, zonder enige pauze. Ik ben zo moe, ik wil stil staan, maar ik kan niet meer. Waarom doet de baas mij dit aan? Ik ben te moe om te roepen.
Het gaat zo nog twee uur door. Opeens word de molen stil gezet en ik mag er eindelijk uit.
De baas komt me ophalen. Hij brengt me naar de trainingsring waar ik nog eens een uur moet lopen aan de longeerlijn.
Ik ben te moe om tegen te werken. Maar ik kan niet meer lopen, ik blijf staan waar ik sta, en hij geeft me zoveel slagen dat ik ze niet kan tellen.
Hij brengt me eindelijk terug naar mijn stal.
Ik kan wat te drinken en eten nemen, maar eerst wil ik slapen.
Ik word wakker en ik zie dat Sanne bij me is, ze verzorgt mijn wonden weer.
‘dank je wel, Sanne, maar waarom doet de baas zo?’
Ik kijk om me heen en zie een grote witte Arabier staan in de stal naast me. En aan de andere kant hoor ik ook wat gerommel maar ik zie geen enkel paard.
Als Sanne weg is vraag ik aan de Arabier: ‘wie ben jij?’
‘wees toch eens stil!’ antwoord deze.
‘oh, sorry.’ Dat is vast Sharon, waar Shadow het eerder over had.
Ik hoor een ander paard in de andere stal. Misschien is die wel aardig.
‘Hoi? Wie ben jij?’ vraag ik.
‘ik ben Jolien, wacht, ben jij niet Spitfire? Die die wedstrijd van mij won een tijdje geleden?’ antwoord ze.
‘ja, dat kan kloppen!’ he, jammer, ik kan haar niet zien. Maar ik heb nu tenminste iemand naast me die ik ken.
ik ga nu maar eens wat eten en drinken. Daarna ga ik verder praten.
We kletsen nog wat door, en af en toe zegt Sharon dat we stil moeten zijn. Maar daar reageren we niet op.
Even later komt Sanne weer terug. Ze brengt me voor het laatste uur van de dag nog even naar de weide. ‘eindelijk, dank je wel, Sanne, ik wil ook even vrij zijn.
In de weide zie ik dat Feline er ook is. Ik galopeer er meteen naartoe. ‘Feline! Feline, gelukkig, ik was bang dat ik je niet meer zou zien!’
‘Spitfire! Gelukkig, je bent er nog, ik dacht dat de baas je misschien had verkocht!’ zegt ze.
‘De baas deed zo gemeen tegen me!’ zeg ik tegen Feline.
‘Rustig maar, de baas zal je niet dood maken ofzo.’ Zegt Feline, maar of dat zo is weet ik niet.