Hoofdstuk 18

68 8 2
                                    

Door de verwarring in mijn hoofd kan ik de stem niet plaatsen. Even kijk ik achterom, naar de rand van het garagedak. "Spring dan, Jade, wegwezen!" Dougs stem klinkt nog steeds schor. Ik hoorde een klein hikje in zijn stem, moet hij huilen? "Ik heb een pistool, Jade, ik kan Doug heel gemakkelijk neerschieten." Er klinkt een kort lachje in de stem van Dougs belager. Trillend haal ik adem en voel hoe mijn hart ongezond hard in mijn keel bonkt. In een flits zie ik Erica's schim weer op de rand van mijn bed zitten. Wat als ze Doug nou niet bedoelde, maar- "Nick?" fluister ik ongelovig. Er klinkt een harde, schelle lach. "Nick, je hoeft dit niet te doen." zeg ik machteloos. De lach wordt harder. "Dat klopt, ik hoef dit niet te doen. Ik kies er voor om dit wel te doen, net als hoe jij er voor koos om aan Erica te vertellen over mijn... moment van zwakheid." Ik slik en kijk om me heen, ik moet tijd zien te rekken tot de politie hier is. "Ik heb hier ontzettend veel plezier in, weet je?" zegt Nick, "Al je vrienden één voor één van je afpakken, net zoals jij bij mij had gedaan, mijn nieuwe vrienden in één keer weg. We staan nog niet helemaal gelijk, nee, dat staan we pas  als ik deze knul door zijn hoofd heb geknalt terwijl jij toekijkt. Ik weet dat je meer om hem geeft dan je om de anderen gaf. Ik weet wat voor soort vriend hij voor je is, hetzelfde soort vriend als Erica voor mij was." Nick slaat opnieuw een hoog lachje uit wat niet eens meer dichtbij een menselijke lach komt. Ik slik en haal diep adem, ik moet proberen mijn rust weer terug te vinden. Focus, Jade, focus. "Laat het me uitleggen..." begin ik plompverloren. Opeens hoor ik wat kraken en hoor ik Doug hartbrekend schreeuwen. "Oeps, dat was zijn schouder. Ik heb 206 botten om creatief mee te zijn, als je niet snel terug de badkamer in klimt." klinkt de stem. Ik kan me niet herinneren dat zijn stem eerder ook al zo eng had geklonken. Ik schud mijn hoofd ongelovig en kan de tranen niet meer tegenhouden. Ik zet mijn handen weer op de vensterbank en klim naar binnen, dit keer zonder vallen. "Jade, nee," hoor ik Doug fluisteren. Ik negeer hem. "Goedzo," begint Nick, "ga maar naar de kelder en zet het licht weer aan. Je mag niks van de show missen. Als je niet precies doet wat ik zeg, knal ik een kogel door het hoofd van Dougiepougie." Ik slik opnieuw en terwijl de tranen als kleine watervalletjes over mijn wangen stromen, open ik de deur en loop naar de trap. Mijn brein draait overuren. Dit is de laatste minuut waarin ik de kans heb om mezelf en Doug te redden. Als het licht zometeen weer aan is, hebben we geen kans meer. Snel scan ik de route van hier naar de kelder. De tweede tree van onder kraakt, dat zal voor Nick het teken zijn dat ik onderaan de trap ben. In de hal staat een plantenbak, een grote, ijzeren kapstok, jassen en schoenen. Het is dan ongeveer vier stappen naar de kelderdeur die een zacht schuifend geluid maakt als hij open gaat, daarvoor moet je hard trekken. Vervolgens is er een steile trap waaronder de voedselvoorraad staat. Op de bovenste plank een aantal dozen  met feestartikelen, daaronder blikjes en  een aantal gezelschapsspellen en daar weer onder de wijn, overige voedselartikellen en een kleine vriezer. De knop voor de elektriciteit zit helemaal achteraan. Ik ga alle opties langs terwijl ik zo langzaam mogelijk de trap af loop, op de voet gevolgd door een tegenstribbelende Doug en een in zichzelf lachende Nick. Hoe kan ik Nick onschadelijk maken zonder dat Doug al te veel gevaar loop? Langzaam begint er een plannetje in mijn hoofd te ontstaan. Ik hoor de tweede tree van onder kraken. Het aantal stappen naar de kelderdeur blijkt vijf te zijn, en met moeite weet ik de deur open te trekken. Ik houd me stevig vast aan de leuning van de keldertrap en loop voorzichtig naar beneden. Ik verwacht ieder moment een duw in mijn rug, maar die komt niet. Onderaan de trap strek ik snel mijn hand uit, pak een zwaar blik van de kast en stop hem met een snelle beweging in de zak van mijn vest. Dan strek ik mijn voet zo ver tot ik het wijnflessenrek raak. Ik draai mijn voet zodat hij blijft haken achter het ijzeren stangetje waar het rek op leunt en trek hem hard naar me toe. Met een oorverdovend kabaal stort alles in en spatten de flessen kapot. "Oh, sorry! Sorry!" schreeuw ik hard en paniekerig. Ik begin te snikken en buk meteen om alles op te ruimen, waarbij ik een grote scherf snel langs mijn hand breng. Als ik voel dat het een diepe, pijnlijke snee achterlaat, verstop ik hem in mijn mouw. Ik blijf overdreven snikken terwijl ik hysterisch de rest van de scherven probeer weg te vegen. "Stomme trut!" klinkt er razend achter me. Ik krijg een trap tegen mijn achterwerk en val voorover, met mijn handen en knieën in de scherven. Ik slaak een kort gilletje van schrik. Ik spring op. "Sorry." zeg ik opnieuw en klauter weer overeind. Ik negeer de scherven die diep in mijn voeten snijden en loop op de tast naar de elektriciteitskast. Ik hoor Nick zachtjes mopperen. Het moet nu snel gebeuren, hij is zijn geduld aan het verliezen. Onderweg struikel ik bijna over iets wat daar niet hoort te liggen. "Je politieagent," zegt Nick vals, "Hij had een vrouw, misschien wel kinderen. Het is jouw schuld dat hij nu dood is." Mijn mond valt open van verontwaardiging, angst en verdriet, maar ik sluit mijn mond snel weer. Ik loop door en sta pas stil als ik de gladde kastdeur onder mijn vingers voel. Het deurtje staat al op een kier, dat scheelt mij weer prutsen met het klikslotje. "Welk knopje moet ik hebben?" vraag ik met een trillende stem. "Derde van links." klinkt de stem van Nick weer wat vrolijker dan daarnet, hij moet zin hebben in welk gemeen plan hij ook maar heeft. Ik tast de knopjes af en haal voorzichtig de scherf uit mijn mouw. Ik knijp mijn ogen dicht en hoop vurig dat het geen geluid maakt, en begin dan mijn scherf hardhandig op verschillende plaatsen in de kast te duwen. Ik heb geen verstand van elektriciteit, maar ik kan me zo voorstellen dat dit niet goed is voor de meterkast. Ik zet een stapje terug. "Het lukt niet, het werkt niet, Nick, het derde knopje van links doet niks!" Opnieuw begin ik weer overtuigend te huilen. Nick gromt gefrustreerd en duwt me hardhandig aan de kant. Hij neemt mijn plaats in en ik hoor hem zacht brommen dat hij het dan wel weer zelf zal doen. Ik hoor Doug happen naar adem. Gespannen haal ik het grote blik uit mijn zak en focus me op de geluiden die bij de meterkast vandaan komen. Ik hoor een zachte klik van de schakelaar die wordt omgezet en zie dan een lichtflits uit de kast komen. Ik hoor Nick schreeuwen, zet een stap vooruit en zwaai mijn handen met het blik zo hoog mogelijk de lucht in. Ik schreeuw en laat mijn geïmproviseerde wapen zo hard mogelijk naar beneden glijden, in de richting van de plaats waar ik verwacht het hoofd van Nick te vinden. Tot mijn grote verassing voel ik niks en blijven mijn handen door de lucht zweven, pas een halve meter daaronder schamp ik langs een warm oppervlak: Nick moet op zijn knieën zijn gevallen door de schok. Meteen ga ik ook op mijn knieën zitten en sla zo hard als ik kan op een plaats op Nicks rug. Ik voel een korte rilling door het lichaam glijden en voel hem dan omglijden. "Doug?" fluister ik snel. "Dat gekraak klonk niet gezond, ik geloof niet of ik wil weten of je zeker wist dat dat Nick was." hoor ik Doug vermoeid zeggen. Zodra ik opgelucht begin te lachen, beginnen ook de tranen weer over mijn wangen te stromen. Ik tast met mijn handen de grond af en als ik Doug vind, liggend op de grond, omhels ik hem meteen. Hij slaat zijn armen om me heen maar duwt me na drie seconden weer van hem af. "We moeten hier weg, zo snel mogelijk. Kom op, help me overeind."

Ik zit met een dekentje om me heen op de stoep en kijk toe hoe alle mannen en vrouwen in pak hysterisch heen en weer rennen. Doug zit in de openstaande ambulance terwijl zijn voeten worden verbonden door een vrouw in een witte jas, hij was ook in de scherven gaan staan en de sneeën in zijn voeten waren erger dan die van mij. Ik zie in een flits het bleke gezicht van De Lange langsflitsen. De brancard wordt in de ambulance geschoven, de deuren klappen dicht en bijna meteen rijdt de wagen met luide sirenes weg. Een ambulancebroeder komt naar me toe, glimlacht, en ik loop met hem mee naar de ambulance waarin ik en Doug naar het ziekenhuis gebracht zullen worden.

"Erica!" schreeuw ik door de witte zaal. Het meisje kijkt op en rent meteen naar me toe. Ze vliegt me in de armen en begint meteen te huilen. "Het was zo vreselijk, Jade, ik was zo alleen in zijn kelder." Erica hikt en snikt, ik kan haar alleen maar dankbaar in mijn armen sluiten. Ik snuif haar zachte parfum op. Ze ruikt naar zichzelf, maar toch ook weer niet. Ze ruikt verdrietig, gebroken. "Hij deed me pijn, hij deed me zoveel pijn." fluistert ze huilend in mijn oor. Ik druk haar wat dichter tegen me aan en zeg niks. Een oude politieagent met dikke wenkbrauwen had me verteld dat ze haar zonder kleren hadden aangetroffen in de kelder van Nick, hij schijnt wat met kelders te hebben. Hij heeft haar verschillende keren verkracht. Zachtjes wrijf ik over de rug van mijn vriendin. "Ik word nooit meer verliefd, nooit meer." sluit ze af. Dan neemt ze de tijd om te huilen, alleen maar te huilen. Vanuit mijn ooghoek zie ik Doug staan, naast Jonne in zijn rolstoel. We waren net op weg naar de kamer waar De Lange ligt, nog steeds in kritieke toestand, al wordt er verwacht dat hij het gaat halen. Vorsterman is een ander verhaal: hij was al overleden toen de ambulancebroeders aankwamen. Ik zucht en probeer alle nare herinneringen en gedachten uit mijn hoofd te verbannen. Ik klem mijn kin in de schouder van mijn beste vriendin en sluit mijn ogen.

Vriendschap om voor te moordenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu