Deel XII

93 10 1
                                    


Toen ze wakker werden, was de avond gevallen. Het bos was niet langer de vredige plaats waar ze die middag door hadden gedwaald. Het was groot, grimmig, vol vreemde geluiden. Langzaam baanden ze zich een weg door de varens, hand in hand, terwijl ze stopten bij elk geluid. Eva dacht dat ze zou omvallen van uitputting. Maar Floris warme hand bemoedigde haar. 

Tenslotte kwamen ze bij een breed pad dat zich door de vlakke weiden slingerde. Het bos tekende zich af in de verte. Ze keken op naar een donkere, maanloze lucht. 'Kijk,' zei Floris terwijl hij recht vooruit wees. 'Een auto.' Ze zagen de koplampen die door de nacht schenen. Ze hoorden de lawaaierige motor naderen. 'Wat doen we?' vroeg Floris. 'Houden we hem aan?' Eva zag nog een paar koplampen, en toen nog een paar. Het was een lange rij auto's die naderbij kwam. 'Liggen,' fluisterde ze en ze trok Floris aan zijn broek. 'Snel!' Er waren geen struiken waar ze zich achter konden verbergen. Ze lag plat op haar buik, haar kin in het zand. 'Waarom? Wat doe je?' vroeg Floris. Toen begreep hij het. Soldaten. Duitse soldaten. Op patrouille in de nacht. 

Floris gooide zich naast Eva op de grond. De auto's kwamen dichterbij, krachtige ronkende motoren. Ze zien ons, dacht Eva. We kunnen ons niet verstoppen. Er is geen plaats om ons te verstoppen, ze zien ons. De eerste jeep reed voorbij, gevolgd door de andere. Dik wit stof waaide ze in de ogen. Ze probeerden niet te hoesten, zich niet te bewegen. Eva lag met haar gezicht plat in het zand, haar handen over haar oren. De rij auto's leek eindeloos. Zouden de mannen hun langs de zandweg zien? Eva zette zich schrap voor het gebrul, de stoppende auto's, deuren die dichtgeslagen werden, snelle voetstappen en ruwe handen op hun schouders. Maar de laatste auto's reden voorbij, ze denderden de nacht in. De stilte keerde terug. Ze keken op. De zandweg was leeg, op de opstijgende stofwolken na. Ze wachtten even en liepen daarna weer verder. 

Het was laat. Ze waren moe, hongerig, ze konden nauwelijks nog lopen. Een licht schemerde tussen de bomen door. Een wit, lokkend licht. Ze kwamen dichterbij, zonder zich ver van de weg te wagen. Ze kwamen bij een groot oud huis, een beetje van de weg af, dat werd verlicht door een hoge straatlantaarn die op hen neerscheen. Ze durfden niet aan te kloppen. Voor het huis zagen ze een grote leegstaande schuur. De grond was bedekt met stro. Het was er schoon en warm. Er hing een geruststellende geur. Er stond een regenton. Ze slurpten het water op. Eva was bang dat de eigenaar van de schuur terug zou keren. Dat fluisterde ze tegen Floris. Maar Floris was al in slaap gevallen, opgekruld als een diertje. Eva keek naar zijn uitgeputte gezicht, de ingevallen wangen, de holle oogkassen. Floris zag eruit als een oude man. Tegen Floris aangeleund viel Eva in een onrustige slaap. Ze kreeg een vreemde, gruwelijke droom. Ze droomde over haar zusje, dood in de kast. Ze droomde over haar ouders die door de politie werden geslagen. 

Harde voetstappen schrikte haar op. Ze gaf Floris een harde por. Ze hoorde een mannenstem. Het grind knerpte. Het was te laat om naar buiten te glippen. Ze konden elkaar alleen maar wanhopig vastgrijpen. Nu zijn we er geweest dacht Eva, nu gaan we eraan. De man kwam binnen. Hij was nog jong, lang, met oranje haren. 'Wat krijgen we nou?' mompelde hij terwijl hij in het schijnsel van de buitenlamp naar hen tuurde. Floris voelde hoe Eva verstijfde en vermoedde dat ze ervandoor wilde gaan, snel als een konijn. 'Zijn jullie verdwaald?' vroeg de jongeman. Zijn stem klonk bezorgd. Eva en Floris waren verbijsterd. Ze hadden dreigementen verwacht, klappen, alles behalve vriendelijkheid. 'Alstublieft meneer, we hebben erge honger,' zei Floris. De jongeman knikte. 'Dat kan ik wel zien, kom mee naar binnen, volg mij.' Geen van beide bewoog. Konden ze deze jongeman vertrouwen? 'Hier zal niemand jullie iets doen,' zei hij. Ze kropen tegen elkaar aan, nog steeds bang. De jongeman glimlachte. 'Mam!' riep hij terwijl hij zich omdraaide naar het huis. Een wat oudere vrouw in een ochtendjas verscheen in de brede deuropening. 'Wat is er nu weer aan de hand, Frits?' vroeg ze geërgerd. Toen zag ze de kinderen. Haar handen gingen in een zenuwachtige beweging naar haar wangen. 'Hemeltjelief,' mompelde ze.  Ze kwam dichterbij. Ze had dezelfde oranje haren als haar zoon. Vol medelijden en ontzetting staarde ze de kinderen aan. 'Frits,' fluisterde de dame, 'Zijn dat...' De jongeman knikte. 'Ja, dat denk ik wel.' De dame zei vastberaden: 'Ze moeten mee naar binnen. We moeten ze verbergen, onmiddellijk.' Met snelle passen liep ze terug naar het huis en keek beide kanten op. 'Snel kinderen, kom mee,' zei ze terwijl ze hun haar handen toestak. 'Hier zijn jullie veilig.' 

(De leeftijden in het verhaal komen niet helemaal overeen met de leeftijden in Flikken Maastricht zelf) Sorry voor het lange wachten. Na vele lieve en leuke reacties heb ik maar besloten om in de vakantie door te gaan me schrijven.

 


Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Aug 13, 2017 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

De TerugkeerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu