3 Wegisweg

174 21 11
                                    

Na een tocht van slechts 20 minuten besluit professor Scamander om met zijn bezem een sierlijke landing te maken bij een of ander groezelig cafeetje. De twee mannen wandelen het café binnen en zien een struise vent aan de bar staan.
"Aye Scamander, wie heb je daar mee?" brult de man.
"Hij heet Winter, Winter Doorn, een nieuwe dreuzeltelg die voor de eerste keer naar Zweinstein gaat," antwoord Rolf beleefd.
"Hahaha" lacht de barman "Wat doet een modderbloedje als hij hier in mijn kroeg?"
"Alstublieft Richard, noem hem niet zo. Wij zijn op weg naar Wegisweg dus moeten we door uw café gaan om daar te geraken."
"Is hij niet veel te oud om nog nieuwe spullen te kopen?" bromt Richard.
"Herinner je nog de regel van het Ministerie?" vraagt de professor een beetje gefrustreerd.
Winter hoort dat er in de stem van de magere man naast hem een beetje ongeduld zit, maar toch blijft hij kalm.
"Ok ok het is al goed, ga maar door." klaagt de man.
Winter en Rolf wandelen rustig verder door het cafe tot ze buiten stappen op iets wat lijkt op een terrasje van 4 vierkante meter. Ze staan nu vlak voor een muur.
"Professor, wat is een modderbloedje eigenlijk?" vraagt Winter beschaamd.
"Dat is een belediging tegenover dreuzeltelgen als jij. Meestal wordt die naam niet getolereerd, maar toch gebruiken sommige magiërs die benaming nog steeds."
"Is het slecht dan om van twee niet-magïers af te stammen?"
"Nee, natuurlijk niet. Die naam werd vroeger veel meer gebruikt door volbloeden die dachten dat alleen zij de beste tovenaars en heksen waren." legt Rolf uit. "Ok genoeg gepraat voor nu."
Hij haalt een lang voorwerp uit dat lijkt op een mooi gesneden houten tak en tikt ermee drie stenen op de muur omhoog en daarna 2 naar rechts, op de laatste tikt hij drie keer met de stok en er vormt zich een klein gaatje. Het gat wordt steeds groter en groter totdat het veranderd in een gebogen poort. Professor Scamander wandelt rustig door de poort en kijkt achter hem. Winter weet niet wat hem te wachten staat en twijfelt daarom om hem te volgen.
"Komaan, het is niet gevaarlijk of zo, hoor!" roept Scamander van de andere kant van de poort.

Eenmaal door de poort gewandeld ziet Winter een ellenlange steeg met tientallen winkeltjes langs de twee kanten van de steeg. Een overbevolking van mensen wandelt haastig heen en weer door elkaar in de winkelstraat. Winter denkt dat dit de plek is waar hij alles voor school zal kopen, maar hij heeft geen geld. Zijn ouders zijn dreuzel en hebben waarschijnlijk geen enig idee met wat ze moeten betalen. Opeens herinnert Winter zich dat hij alleen thuis was en dat zijn ma niet eens weet dat hij meegenomen is geweest door een of andere tovenaar én dat hij weggevlogen is op een bezem én dat hij hier nu staat in waarschijnlijk de drukste straat die er op aarde is. Hij begint lichtjes te panikeren, maar daar heeft hij geen tijd voor, want professor Scamander trekt hem al binnen in een winkel.

"Goedemiddag," groet de man achter de balie hen.
"Ik ben dhr Olivander: Maker van Exclusieve Toverstokken sedert 382 voor Christus."
Winter kijkt om zich heen. Overal ziet hij metershoge rekken met opgestapelde smalle doosjes.
"Toverstokken?" vraagt hij zichzelf af.
Het lijkt wel alsof Olivander zijn gedachten kan lezen wanneer hij antwoord op de vraag die Winter net aan zichzelf stelde.
"Zeer zeker, jongeman. Hier wordt u gekozen door de toverstok die u de rest van uw leven zal hanteren."
"Gekozen door de toverstok?" vraagt Winter.
"Inderdaad."
Als hij dat zegt holt de man in zijn winkel, alsof er een toverstok zat te roepen dat hij vast zat en dat hij hem moest komen redden. Hij loopt een paar rijen in en uit en stapt dan een ladder op en grijpt een doos uit een van de rekken. Hij blaast het stof van de doos en overhandigt hem aan Winter.
"Wilg met Drakenbloed, 26 centimeter lang en niet zo flexibel." vertelt de oude man.
Winter weet niet hoe hij hierop moet reageren, dus schuift hij voorzichtig de toverstok uit de doos. Hij bekijkt het langwerpige voorwerp dat er een beetje eenvoudig uitziet. Gewoon een lichtbruine stok met een simpel handvat.
"Geef eens een zwiepje." zegt Olivander opgetogen.
Winter wijst met de toverstok willeleurig in de lucht en er barst een woeste vuurbal uit de toverstok die een lamp in de fik steekt. Winter verschiet van zichzelf, maar Olivander blijft er vrij rustig bij.
"Nee, dat is niet de juiste," zegt hij denkend.

Na 28 minuten zoeken en uitproberen, brengt Olivander Winter weer een nieuwe toverstok. Voor de zoveelste keer voert hij hetzelfde ritueel uit: Hij schuift de doos, haalt de stok eruit en 'zwiept ermee', maar deze keer komt er geen bliksemschicht of vuurbal uit, maar een sierlijk krulletje van blinkende, zilveren sterretjes.
"Dat is'm!" roept Olivander uit. Het lijkt alsof hij jaren aan het zoeken was voor een oplossing van een of andere ziekte en hem eindelijk gevonden heeft.
"Je was geen gemakkelijke," zegt de man tegen Winter. "Ik heb het zelden zo lastig gahad om de juiste te vinden. Wil je weten wat voor een het is?" vraagt hij gepassioneerd.
Winter ziet de glinstering in de oude man zijn ogen wanneer hij de vraag stelt, dus probeert hij zo overtuigd mogelijk in te stemmen.
"Iepenhout met een kern van een hoorn van een eenhoornmerrie. Hij is 33,5 centimeter lang, wat best wel lang is, en is heel flexibel."
Winter is best wel tevreden met deze toverstok, niet alleen omdat meneer Olivander er zo enthousiast over was, maar ook omdat hij er best wel cool uitziet. De staf is voornamelijk donker, maar naar de top toe ging er een overgang naar een blekere tint. Hat handvat is ook donker en heeft op het einde een spiraal net zoals een varkensstaart.

Ze dwalen nog 2 uur lang rond in Wegisweg en komen nu net de laatste winkel uit.
"Zo, nu hebben we je toverstok, je basiskledij, al je boeken en niet te vergeten: je nieuwe huisdier."
Winter kijkt trots naar het beest dat op zijn arm zit. Het is een kerkuil, dat vindt hij nogal handig aangezien ze daar alleen maar post versturen via uilen.
"Weet je al hoe je hem gaat noemen?" vraagt de professor.
"Ik weet het nog niet. Ik denk iets vrolijks, iets leuks, misschien Meneer Oehoe?"
"Ja dat is wel een leuke naam" stemt Rolf in.

Dus zo gaat Winter Doorn met de uil op zijn linkerarm en zijn toverstok in zijn rechterhand in zijn zwart gewaad en de rest van zijn spullen die op een karretje liggen samen met professor Scamander terug naar de Lekke Ketel, want morgen, morgen breekt er een grote dag aan.

De Huffelpuf JongenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu