5 Zweinstein Express

137 20 8
                                    

Winter stapt op de Express, hij kijkt om zich heen en het enige dat hij ziet zijn door elkaar wandelende zwarte gewaden met daar tussen een oud vrouwtje die van deur naar deur langs gaat om snoep te verkopen aan de jonge tovenaars. Winter wandelt gewoon rustig verder op zoek naar een plaats waar hij kan zitten.

Na een tiental minuutjes rondzoeken door overvolle wagons en hokjes, komt hij uiteindelijk een hok tegen waar een persoon in zit. De persoon  in het hok zit alleen en Winter vindt het nogal zielig, dus wilt hij erbij gaan zitten. Hij druk op de hendel en de schuifdeur gaat open, waarna hij kan stappen in het eenzame hokje. Het is er koud en dat komt doordat het raam openstaat. Een paar zonnestralen schijnen in het hok waardoor het zwarte haar van de jongen een glinstering krijgt. Winter gaat vlak voor hem zitten en probeert een conversatie te starten aangezien hij hier helemaal alleen is en niemand heeft om mee te praten.
"Hallo!" zegt hij vrolijk, maar de zwartharige jongen antwoord niet. Winter bekijkt hem eens goed. De jongen die voorovergebogen zit te lezen in zijn boek is in vergelijking met Winter zelf nog bleker. Door zijn houding valt het pikzwarte haar voor zijn gezicht en kan Winter hem niet gedetailleerder zien.
"Euhm," probeert Winter opnieuw "is het ook je eerste jaar op Zweinstein?"
De jongen antwoord nog steeds niet en het lijkt alsof Winter hem irriteert.
"Waarom zit je bij mij?" vraagt de jongen uiteindelijk.
Winter is tevreden dat hij een antwoord krijgt, maar zoeen had hij ook niet verwacht.
"O... Omdat je hier helemaal alleen zit en bovendien waarom zou ik niet naast je komen zitten," zegt Winter proberend hem een beetje op te vrolijken.
"Heb je me nog niet goed bekeken?" vraagt de jongen terwijl hij zijn hoofd omhoog tilt zodat Winter zijn gezicht ziet.
Hij heeft mooie felblauwe ogen en heel lichte sproetjes op zijn neus. Eigenlijk is hij best wel knap.
"Euhm eigenlijk kon ik je nog niet goed bekijken aangezien je heel de tijd voorover gebogen zat."
"Zie je het dan niet?" zegt de jongen wat agressief. Winter hoort dat er een snik in zijn stem zit, hij lijkt wel droevig. Hij bekijkt het gezicht van de jongen nog eens goed en verschiet wat als hij drie gigantische littekens op zijn kaak ziet. Hoe kon hij daar nou naast kijken?
"Ow, in had het niet gez..."
"Oh nee, natuurlijk niet," zegt de jongen sarcastisch "Dat zeggen ze allemaal en dan moeten ze zogezegd naar de wc en komen ze niet meer terug."
Winter merkt dat er tranen ontspringen in de mooie ogen van de jongen.
"Wat scheelt er?" vraagt hij twijfelend.
"Wat scheelt er... WAT SCHEELT ER?! Zie je het dan niet?" roept de jongen snikkend in tranen. "Ik ben een fucking weerwolf en jij vraagt wat er scheelt?!" Wanneer hij dat zegt draait de jongen hem huilend om zodat Winter zijn gezicht niet meer ziet. Hij wil hem troosten door naast hem te gaan zitten en zijn arm rond hem te slaan. De jongen lijkt verbaasd.
"Waarom ben je nog niet weg?" vraagt hij stilletjes.
"Waarom zou ik een vriend die droevig is alleen laten?" vraagt Winter terug.
"Vriend? Ik heb de laatste 5 minuten naar je zitten schreeuwen en jij noemt mij je vriend?" vraagt hij verwonderd.
"Nou, ik dacht dat we vrienden waren," zegt Winter "aangezien ik bij jou in het hok kwam zitten was het mijn bedoeling om vrienden te maken." zegt Winter troostend.
"Dus laten we opnieuw beginnen." zegt hij terwijl hij weer voor hem gaat zitten. "Hallo, ik ben Winter Doorn en dit is mijn eerste jaar op Zweinstein."
De zwartharige jongen veegt zijn tranen van zijn wangen en zegt: "Euhm... Hallo ik ben Achilles Heeps en dit is ook mijn eerste jaar in Zweinstein."
"Zo euhmm... Ik weet niet echt hoe ik het moet vragen, maar ik weet eigenlijk helemaal niets van Zweinstein. Kan jij me er wat meer over vertellen. Het enigste dat ik weet momenteel is dat er vier afdelingen zijn."
"Klopt" zegt Achilles al wat meer opgetogen "Heel mijn familie heeft al generaties lang in Zwadderich, het huis van de slang gezeten."
Winter herinnert zich het symbool met een slang op.
"De andere zijn," gaat Heeps verder "de leeuw Griffoendor, de arend Ravenklauw en de das Huffelpuf. In de laatste wil je absoluut niet zitten."
"Waarom niet?" vraagt Winter "De naam lijkt me leuk"
"Het is de meest saaie afdeling van heel Zweinstein. Ik heb me laten vertellen dat wanneer de sorteerhoed niet kan beslissen in welke afdeling ze passen dat hij hen steekt bij Huffelpuf, de rest dus."
"Ow, dat lijkt me nogal gemeen. Wel, je hebt je laten vertellen, maar ik stel me open aan alles." zegt Winter enthousiast. Stiekem hoopt hij dat hij ook in Zwadderich zit aangezien dat het logisch lijkt dat Achilles daar ook zal zitten.
"Zo," zegt Winter " jij zal dus in Zwadderich zitten?"
"Ja natuurlijk en als dat niet zo zou zijn, zal ik onmiddellijk Zweinstein verlaten."
"Wow," verschiet Winter "je bent best wel hard voor jezelf."

Er is een ijzige stilte en Winter krijgt het koud. Achilles ziet dat hij het koud krijgt en doet het raam dicht. Wanneer hij zich omdraait en naar het raam rijkt, ziet Winter dat er ook littekens op zijn arm staan. Winter is zo benieuwd dat hij er toch besluit over te vragen.
"Euhmm... je bent nogal snel geraakt als het over je littekens gaat. Hoe kom je er eigenlijk aan?"
"Ik had het je toch al gezegd" klaagde Achilles.
"Ja, maar ik dacht dat weerwolven niet bestonden."
"Hoe weet je dat nou niet?" vraagt de tiener verbaasd.
"Ik denk dat het is omdat ik een dreuzeltelg bent."
"Ow," zegt Achilles een beetje afkeurend "Wel ik zal het je vertellen."
Achilles beseft als hij het niet vertelt dat hij kans heeft zijn enigste vriend kwijt te raken al vóór ze op Zweinstein aankomen.
"Een weerwolf is een magisch beest dat alleen maar jaagt op menselijke schepsels, dus ook tovenaars zoals ik. Elke maand wanneer het volle maan is veranderd de persoon in een weerwolf en gaat hij op jacht om nog meer slachtoffers te maken. En geloof me dat is niet leuk. Het ergste wat een tovenaar eigenlijk kan overkomen." zegt hij wat triest.
"Maar hoe komt het dan dat je weerwolf bent?" vraagt Winter verder.
"Mensen veranderen in weerwolven wanneer ze erdoor gekrabd of gebeten worden. Daarvan mijn littekens." legt Heeps uit.
Winter snapt het en ze praten nog 2 uur lang over van alles en nog wat, over Zweinstein en de dreuzelwereld, over Zwadderich en Huffelpuf, over dreuzeltelgen en volbloeden.

Na de lange maar interessante rit stopt de trein bij zijn bestemming. Achilles staat recht en neemt zijn huisdier, een rat, mee. Hij draait zich om en Winter ziet de mooie grote blauwe ogen naar hem kijken. Hij is er een beetje door betoverd.
"Kom je nog?" vraagt Achilles aandringerig en hij haalt Winter uit de wolken. Winter schiet meteen recht, neemt zijn spullen en volgt zijn best wel knappe vriend. Hij is trots dat hij op de eerste dag al een vriend had gemaakt en hij denkt terug aan zijn dreuzelvrienden die zeggen dat hij veel te sociaal is. Winter kijkt even naar de grond en ziet een foto liggen. Hij raapt hem op en vraagt aan Achilles of die van hem is. Achilles snauwt de foto uit zijn handen en maakt duidelijk dat het niet Winters zaken zijn. Stiekem vindt Winter het wel schattig wanneer hij boos is.
"Waarom bloos je, Winter?" vraagt Achilles nijdig aan zijn vriend.
Winter betrapt zichzelf op het kijken naar de blauwe ogen van zijn vriend.
"Euhm... Euh... In weet het niet."
"Nou, ok dan. Kom op!" zegt Achilles nu wat enthousiaster.
"Ok ok" zegt Winter gehaast en hij volgt zijn nieuwe vriend uit de trein. Winter is opgewonden. Hij is er eindelijk. Hij is in Zweinstein... Én hij heeft dan nog een nieuwe vriend gemaakt. Laat het schooljaar maar starten.

De Huffelpuf JongenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu