HT 67: Voedselgevecht

913 48 4
                                    

De wekker ging alweer, en ik wist wat dat betekende: middageten. Ik slenterde langzaam naar beneden en merkte dat ik één van de laatsten was. Nee, ik was gewoon de laatste. Ik haalde een bord met spinazie erop, dat er behoorlijk vies uitzag. Ik keek rond en zag dat er nog maar één plaats vrij was, en dat was die tegenover Jace en Marc. Geweldig. Ik zette me op het vrije plekje en zei geen dingen zoals “Oh Jace, Marc, zijn jullie hier ook?”.

‘Oh Catheryn, ben jij hier ook?’, vroeg Marc.

‘Nee, ik ben hier niet’, antwoordde ik terwijl ik met mijn ogen rolde. Jace moest lachen. Ik had er echt genoeg van. Genoeg van deze idiote afkickkliniek, het vieze eten, de therapie, de grote, witte dingen, en dan nog het meest van alles: Jace.

Daarom besloot ik maar een stuk spinazie op mijn vork te nemen en het naar hem te schieten. Het hoopje spinazie, dat meer op kots leek, was op Jace’s hoofd geland. Raak, dus. Jace stopte meteen met lachen.

‘Nu is het mijn beurt om te grijnzen, Jace’, zei ik met een gemene grijns. Marc leek het nog steeds niet te vatten, want hij keek ons met grote ogen aan. ‘Hoe kennen jullie elkaar?’

‘Dat wil je liever niet weten’, antwoordde Jace, terwijl hij met een vies gezicht de spinazie afkuiste met zijn servet.

‘Je doet nogal kinderachtig, Cath.’ Hij richtte zijn blik nu naar mij.

‘Oh echt? En sinds wanneer ben jij zo volwassen geworden?’, zei ik, terwijl ik nog een stuk spinazie naar hem lanceerde. En toen, raakte het hem alweer. Ik moest lachen. Deze keer was hij de machteloze.

‘Nu is het genoeg geweest!’, brulde hij.

‘Oh, echt? En wat, denk je, wat kan er mij tegenhouden?’, zei ik terwijl ik mijn vork klaar hield, om nog een stuk spinazie naar hem te gooien.

‘Dit!’, zei hij, terwijl hij een stuk spinazie naar me gooide. Ik kon het nog net ontwijken, maar het landde op Anna.

‘Anna, sorry, ik-’

De jongen die voor haar zat gooide een stuk spinazie terug naar Jace. Ik moest hard lachen.

‘Ja-Jace!’, gierde ik. Jace was nu nog kwader dan ervoor. Zeg maar dat hij woedend was. Jace gooide nog een stuk spinazie naar me, en deze keer was het wél raak. Met een zucht veegde ik het stuk spinazie af. Ik gooide een stuk spinazie naar Jace, maar hij ontweek het. Het landde op Neal.

Hij draaide zich lachend om en gooide een stuk terug naar Jace. En zo, zo begon een voedselgevecht. Iedereen tegen Jace. Ja, dat beviel me wel.

Maar net als Jace en ik een stuk naar elkaar wouden gooien, kwam de poetsvrouw de zaal binnen. Ze leek erg geschrokken, toen ze zag dat er zelfs aan het plafond spinazie hing.

Jace probeerde zo subtiel mogelijk een stuk spinazie naar me te gooien. Het landde op degene achter me. Net als ik een stuk terug gooide naar Jace, vestigde de poetsvrouw haar blik op ons. Ze keek ons streng aan.

‘Jullie!’, riep ze, terwijl ze naar ons wees. ‘Jullie! Jullie ongedierte!’

Ik kon mijn lach nu echt niet meer inhouden. Ongedierte?

‘Jullie gaan dit hier allemaal opruimen!’, riep ze met haar hoge, irritante stem, terwijl ze met haar puntige, lange wijsvinger alle vuile plekken aanwees.

Poetsen met Jace? Nee, bedankt. Ik probeerde snel weg te glippen, maar aangezien het zo stil was in de zaal en iedereen op z’n stoel bleef zitten, zag je me duidelijk.

‘Jij blijft hier, jongedame!’

Ik draaide met mijn ogen en stapte verder.

‘Je moet niet doen alsof je me niet hoort. Blijf staan. Handen omhoog!’, zei ze terwijl ze van haar vingers een pistool maakte en het op mij richtte.

Ik moest nu nog harder lachen. Handen omhoog? Het was niet zo dat ik één of andere crimineel was. Ik had gewoon een voedselgevecht begonnen. Wat was daar nu zo erg aan?

‘Jij gaat poetsen, samen met die jongen hier!’

Mijn glimlach verdween onmiddellijk. Ik slenterde terug naar mijn plaats. Ik voelde me een rebels slakje dat geen kant meer uit kon. Oké, ik begon nog raarder te worden dan die poetsvrouw.

De zaal was aan het leeglopen en de vrouw gaf ons een spons en een emmer.

‘Hup hup, aan het werk!’

Ik keek Jace aan met een smekende blik. ‘Zeg alsjeblieft dat jij een ontsnappingsplan hebt!’, siste ik.

Jace hield zijn schouders op.

‘Ik wel. Bedenk er maar één voor jezelf.’ En met die woorden, liep hij de zaal uit.

Miss Bad GuyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu