Hoofdstuk 6
Iemand fluisterde voortdurend mijn ''naam''. 'May.' Er werd zachtjes aan mijn haar getrokken. 'Wordt wakker.' Een paar vingers gleden zachtjes over mijn gezicht. Het kriebelde. Ik opende mijn ogen en keek weer recht in die van hem. Hij haalde zijn vingers weg en glimlachte. 'Je bent eindelijk wakker.' Hij grinnikte. Ik glimlachte terug en kwam overeind. Ik merkte nu pas dat ik met het overeind gaan zitten, geen last had gehad van mijn been. Howard ging zitten en sloeg de deken van me af. 'Laten we eens naar je hechtingen kijken.' Mijn broek, die Howard had los gesneden voor de operatie, begon steeds meer te rafelen. Howard had het ook door. Terwijl hij mijn hechtingen checkte mompelde hij dat hij ergens vandaag nieuwe kleren voor me zou regelen. Ik keek om me heen. Ik was niet meer alleen in de grote zaal. Verschillende andere mensen lagen in de bedden naast me. 'Die mensen zijn nog aan het genezen.' Ik keek terug naar Howard die naar mij keek. De vraag die ik gister avond aan mezelf stelde kwam opeens weer naar boven. 'Howard, hou oud ben jij eigenlijk?' De vraag kwam voor hem onverwacht. Hij keek me eerst verward aan en antwoordde toen dat hij tweeëntwintig was. Toen hij me vroeg waarom ik dat wilde weten haalde ik m'n schouders op. 'Je lijkt ouder.' Zei ik er achteraan. Toen zijn aandacht weer naar de hechtingen ging, vroeg hij hoe oud ik was. 'Zeventien. Bijna achttien.' Hij knikte. 'Nou May, je hechtingen zien er goed uit. Over een paar dagen gaan we proberen om te lopen oké? Dan hoef je dat niet meer stiekem te doen.' Met grote ogen keek ik hem aan. Hoe wist hij dat?! Hij lachte, niet van plan om het te vertellen.
De laatste dagen had ik vooral slapend en etend doorgebracht. Vaak had ik ook gesprekken met Howard. Ik was geweten gekomen dat zijn ouders een grote bijdrage hadden geleverd aan Foterios. Zij, met twee andere stellen, hebben de organisatie opgezet in dit dorp. Dankzij hen, waren tientallen levens gespaard gebleven. Ik vertelde het verhaal over Abigail. Vertelde hem hoe erg ze had gehuild en dat Camille en ik zoveel medelijden hadden gehad, dat we haar onderdak hadden geboden. Het verhaal over de piraten vertelde ik in details. Vandaag had Howard met me afgesproken om te gaan lopen. Er waren nu zes dagen voorbij gegaan sinds de piraten aanval. Mijn hechtingen zaten er nu drie dagen in. Ik sloeg mijn benen over de rand, net zoals ik een paar dagen geleden stiekem had gedaan en liet me van het bed afglijden. Howard had me vast aan mijn linkerarm en ondersteunende me zo goed mogelijk. 'Gaat het?' Ik knikte. Heel voorzichtig zette ik mijn linkervoet op de grond. Howard had me twee krukken gegeven die tot onder mijn oksels zaten. Voorzichtig schuifelde ik vooruit. Het was nog niet echt lopen, maar het was een begin. Ik lachte van geluk. Howard lachte mee. 'Je loopt!' Meer gelach en gegrinnik. Ik wist, dat als het allemaal volgens plan zou lopen, dat ik hier over twee dagen weg was. Desnoods stiekem. De organisatie Foterios was soms een beetje streng over het ontslag van patiënten. Als ze mij hier langer dan drie dagen willen houden, ben ik weg. Om de een of andere reden zou ik Howard missen. Zo gek was het eigenlijk niet. Hij heeft me de afgelopen dagen persoonlijk verzorgd. Hij was er telkens wanneer ik hem nodig had. Bij hem was ik ook niet bang voor mezelf. Ik was altijd bang dat ik zou veranderen. Dat ik mijn staart niet meer kwijt zou raken en dat ik noodgedwongen onderzee zou moeten gaan wonen. Dan zou de mensheid me voor eeuwig achterna jagen. Dat was iets dat ik het meest vreesde. Op dezelfde manier sterven zoals mijn moeder is gestorven. Die gedachte bezorgde me altijd rillingen. Ik had besloten om morgen, wanneer ik met Howard door het dorp zou gaan lopen, een manier te gaan zoeken om achter Kapitein Whitewall aan te gaan. Ik zou eerst wat contacten moeten leggen om erachter te komen waar hij heen was gegaan. Ook zou ik, als ik achter hem aan zou gaan, een zeewaardig schip moeten zoeken die ook nog achter hem aan zou varen. Het zou niet makkelijk worden, maar ik moest het proberen. Camille en Abigail hadden me nodig. Nu meer dan ooit.
Howard en ik liepen op een uiterst laag tempo door het dorp. Ik had net moeten uitwijken voor een waterput. Howard praatte aan een stuk door over het weer. Hoe veel geluk we wel niet hadden vandaag omdat het zulk mooi weer was enzovoort. Af en toe knikte ik, maar luitsteren deed ik niet. Ik keek voornamelijk om me heen. Ik keek naar mensen die ik zou kunnen benaderen. Toen ik niemand zag, stelde ik voor naar de haven te lopen. Howard twijfelde, maar was toch mee gegaan. 'May?' 'Ja Howard?' Telkens wanneer hij me ''May'' noemde, kreeg ik een groot schuldgevoel. 'Vertel me eens wat over jouw ouders.' Abrupt bleef ik stil staan en stokte mijn adem. Mijn ouders?! 'Wat is er? May waarom sta je stil? Het ging zo goed!' Howard bleef maar praten en ik verzon snel een smoesje. 'Ik wil even uitrusten.' Howard Dunton en ik zaten voor een paar minuten op een oud bankje vlak bij de bakker. We waren bijna bij de haven. Ik had het hele verhaal over mijn ouders snel verzonnen. 'Zoals ik je al eerder had verteld,' begon ik. 'Zorgt Camille's vader voor ons. Haar moeder heeft hen vroeg tijdig verlaten door de ziekte: Zwarte Gromm. Mijn ouders zijn allebei overleden, tenminste dat denk ik. Mijn moeder is vermoord toen ze.. alleen door de straat liep op weg naar huis. Ik was zes.' Howard legde ter steun een hand op m'n rug. Ik voelde me ontzettend schuldig en schaamde me dat ik dit allemaal moest liegen. 'Mijn vader heeft me daarna verlaten. Hij zou ooit terug komen, maar dat heeft hij nooit gedaan.' Dat laatste was waar. Mijn vader heeft me verlaten en beloofde me dat hij een beter leven voor ons zou vinden. Jaren daarna heb ik nog op hem gewacht, maar hij was nooit terug gekomen. Het enige dat ik nu nog van hem heb is... de gouden munt. Een schok ging door me heen alsof ik net was geraakt door een bliksemschicht. De gouden munt! Ik heb hem niet meer! Paniek ging door me heen. Howard merkte de verandering in m'n gedrag op en vroeg me wat er was. 'Ik moét nu naar mijn huis toe! Nu!' Ik wist de weg vanaf hier en begon te lopen. 'Hé! Wacht!' Howard liep achter me aan. Hij hoefde niet eens moeite te doen om me bij te houden. Ik gaf niet op en liep stug door. Die munt is het enige wat ik nog van mijn vader had. Het had me kracht gegeven. Kracht om mezelf te verdedigen tegen de piraten. Door die munt voelde het alsof mijn vader nog bij me was. Toen voelde ik een hand op m'n schouder die me hard terug trok. Ik slaakte een korte gil. Er werd een arm onder mijn knieën gelegd en een arm in m'n nek. De krukken waren gevallen en ik hield me hopeloos vast aan iemands nek. De nek van Howard. Hij had me teruggetrokken en opgetild zoals een bruidegom zijn bruid zou optillen. Mijn armen zaten om zijn nek heen en durfde niet los te laten. Met grote ogen keek ik hem aan. 'Wat denk je wel dat je aan het doen ben?' Vroeg ik boos. Howard keek me enkel aan en liep in tegengestelde richting van mijn huis. 'Zet me neer!' Ik voelde me zwak en ik haatte het om me zwak te voelen. 'Howard alsjeblieft.' Hij negeerde me en liep door. 'Howard Dunton zet me nu neer! Je hebt niet het recht om me zo te behandelen!' Ik begon wild te spartelen waardoor Howard zijn grip verloor. Hij gromde. 'Stop! In vredesnaam May waarom wil je zo graag naar dat huis?' Hij stopte en zette me neer op een stoepje. Hij ging voor me staan en keek naar beneden. Hij zette zijn handen in zijn zij en wachtte geduldig mijn antwoord af. Ik mopperde. Nu moest ik nog een smoesje verzinnen. Of misschien toch niet? 'Er ligt iets van mijn vader. Het laatste wat ik nog van hem heb. Asjeblieft ik moet het hebben.' Howard knikte. 'Oké, ik begrijp het. Ik ga het wel halen. Wat is het?' Hij begin al te lopen. 'Nee!' Het vloog eruit voordat ik er erg in had. Hij sloeg zijn armen over elkaar. 'En waarom niet?' 'Omdat.. Omdat het zo klein is dat jij het nooit zou vinden. Ik moet er zelf heen.' Howard leek het niet leuk te vinden. 'Desnoods draag je me erheen.' Mompelde ik erachteraan. Howards gezicht klaarde iets op. Hij grinnikte en liep naar voren. 'Daarna gaan we naar de haven oké?' Ik knikte en voordat ik het wist, had Howard me alweer opgetild. Onderweg raapte hij m'n krukken op. Na een paar minuten stilte, waren we aangekomen bij m'n kleine huisje. Het was nog steeds helemaal kapot, maar ik zag dat het was afgezet met dikke touwen. Onhandig droeg Howard me naar binnen. Ik pakte mijn krukken en begin voorzichtig te lopen. Ineens kreeg ik een vreselijk gevoel. Op de plek waar ik dacht dat ik de munt had verloren, lag een grote plas opgedroogd bloed. Mijn bloed. Een rilling liep over m'n rug. Ik huiverde. Mijn ogen scande de grond. Onder een bijzet tafeltje glinsterde iets fel. De munt! Zo snel als het ging, liep ik erheen. Ik raapte het vlug op en stopte het in m'n zak. 'Gevonden?' De stem van Howard deed me opschrikken. Als een betrapt klein kind, dat stiekem een koekje had genomen terwijl het niet mocht, draaide ik me om. 'Nee nog niet..' Hij keek me raar aan en liep toen door. Howard was door het hele huis aan het kijken. Waarom wist ik niet. Ik keek om me heen voor een voorwerp die ik kon gebruiken als "voorwerp van mijn vader." Ik kon niet zo snel iets vinden. Uit het niets, plantte iemand zijn hand op mijn heup. Ik was zo ge concentreert geweest dat ik heel erg schrok. Ik draaide me om en zag de bruinharige jongen die me hierheen had gedragen met een grijns naar me kijken. Omdat ik me zo snel had omgedraaid was de munt uit mijn zak gevallen en hoorde he het gerinkel van het goud op de grond. Voordat ik ook maar iets kon doen, raapte Howard de munt op. Ik probeerde de munt uit zijn hand te grijpen, maar hij was me te vlug af. Met de ene hand die op mijn heup rustte, hield hij mij op afstand. Ik kon niks anders dien dan toekijken hoe hij de munt op zijn handpalm had gelegd en er gefascineerd naar keek. 'May, dit,' hij maakte zijn zin niet eens af. Ineens stond ik tegen de muur aan. Dreigend kwam hij op me aflopen. 'Een piraten munt? Uit alles wat je vader je had kunnen nalaten was het een piraten munt? Was hij en piraat? En jij dan?' Hij overspoelde me met vragen. Uit angst voor wat hij zou gaan doen, kon ik niks zeggen. Bevend stond ik tegen de houten muur aan. Howard was boos. Nee, hij was woedend. Piraten waren de meest gehate mensen bij de organisatie die zijn ouders hadden opgezet. Hij moest ze dus ook wel haten. En nu, nu haatte hij mij ook. Ik voelde me rot. Ik had tegen hem gelogen. En waarvoor? Hij kende nu toch een deel van mijn geheim..
Ik probeerde hem recht aan te kijken, maar zijn smaragd groene ogen ''dwongen'' me naar beneden te kijken. Tranen prikte in mijn ogen. Beschaamd keek ik naar de grond. Ik was te onvoorzichtig geweest. 'Antwoord graag!' Zijn stem deed me in elkaar krimpen. Ik was bang dat Howard me pijn zou doen. 'May ik,' 'Stop!' Ik onderbrak hem ruw. Ik was het zat. 'Stop.' Mijn stem klonk erg zwak, maar ik praatte verder. 'Mijn naam is Maria. May is mijn tweede naam.' Ik wachte op zijn reactie. Triest keek ik weer omhoog. Howard keek me aan met open mond. 'Wat is er dan wel waar? Over welke dingen heb je niet gelogen?' Zijn stem was hard. Hij voelde zich verraden en daar gaf ik hem alle recht toe. 'Wat moeten we nu doen... Maria.' Hij sprak mijn naam met grote moeite uit. 'Ik begon om je te geven en dan blijkt alles een grote leugen te zijn?' Zijn ogen werden waterig. Ik stond nog altijd tegen de muur aan. Howard kwam dichterbij. Mijn benen trilden en ik had het gevoel of ik er elk moment doorheen kon zakken. 'Howard.. je moet me begrijpen.' Ik wilde dit goedmaken. Hoe dan ook. 'Ik had geen andere keus dan erover te liegen. Je zou me haten. Je had me misschien niet eens geholpen. Je zou me bevooroordelen zonder pardon.' Ik zette een klein stapje van de muur af en een stapje dichterbij Howard. Hij opende zijn mond om zichzelf te verdedigen, maar sloot hem gelijk weer. 'Daar heb je gelijk in, maar dat veranderd de zaak niet. Hoe weet ik of ik je nu nog kan vertrouwen?' Ik zocht naar een antwoord, tevergeefs. De vraag was te moeilijk. Ik schudde mijn hoofd. 'Dat weet ik niet, maar ik doe er alles voor om het goed te maken. Asjeblieft Howard, hou het geheim.' Ik smeekte hem terwijl ik nóg dichterbij stapte. Hij glimlachte terwijl zijn ogen waterig werden. Hij duwde me met zijn handen op mijn middel zacht tegen de muur aan. Hij boog zijn hoofd en onze voorhoofden raakten elkaar. Hij sloot zijn ogen, maar ik bleef geschokt voor me uitkijken. 'Ik vergeef je. Ik zal het geheim houden, maar dan kom je met mij mee, oké?' Zijn stem klonk zacht. 'Ik geef om je.. Maria. Ik wil je beter leren kennen.' En op dat moment schoten er vlinders door mijn buik. Hij nam iets afstand door zijn hoofd omhoog te doen. Ik knikte. 'Dat wil ik ook.' Er trok een aangename rilling door me heen door de manier waarop hij naar me keek. Liefdevol. Ik glimlachte en voor heel eventjes vergat ik al mijn pijn...
-------------------------------------------------------------------
He hallo!
Weer eens een hoofdstuk! Sorry dat ik niet zo veel post, but, more to come!
Laat me weten wat je ervan vind!
X E
JE LEEST
Child of the sea... -Dutch-
FantasyChild of the sea... Maria Avril en Camille Destiny. Ze delen een geheim. Allebei zijn ze de dochters van zeemeerminnen. De meest gehate wezens in de mensenwereld. Ze gaan maar eens per maand naar buiten vanwege de grote angst dat mensen achter hun...