Hoofdstuk 15.

17 2 3
                                    



Hoofdstuk 15.

Angstig probeerde ik mezelf los te wurmen uit de greep van de piraat. Hij lachte alleen maar en trok me dan weer terug in de greep. Tranen bleven maar lopen en ik wist niet meer wat ik moest doen. Alle hoop die ik had was weg, verloren. Mijn hart was gebroken. Mijn eerste liefde was opgegaan in de hete vlammen van het schip. Mijn vrienden waarschijnlijk ook. En wie weet. Misschien leefde Camille ook niet meer. Ik vreesde dat Mason, Liam en ik de ochtend niet zouden halen. Het voelde uren geleden dat we waren weg waren gevaard van het brandende schip en ik vroeg me af of Mike en Meneer Newton veel geleden hebben. Mason was stil en Liam ook. Niemand zei iets en het enige wat de stilte verbrak was mijn gesnik. We stonden met zes man in een soort kelder van het schip. Ik, Liam, Mason en drie piraten die ons gedeisd hielden. Ineens ging de deur open die wat licht door liet. Het enige andere licht dat we hier hadden was een brandende fakkel aan de muur. Ik probeerde er zo ver mogelijk vandaan te blijven. In de opening van de deur stond een silhouette. Het bleek kapitein Whitewall te zijn. Langzaam kwam hij de trap af. Ik stopte onmiddellijk met huilen en richtte mijn blik op de schaduw die steeds meer vormen van een mens begon te krijgen. Daar stond hij dan. Verlicht door de fakkel. Hij glimlachte vies en zijn zilveren tanden glommen. Hij was precies zoals ik me had voorgesteld. Lang bruin haar afgewisseld door wat grijze. Zijn outfit was zwart. Geen kleur. Geen hoop. 'Wat hebben we hier?' Zijn stem klonk oud en krakend. 'Een Kapitein, een stuurman en een klein meisje?' Hij lachte. Ik keek hem aan met een dodelijke blik. 'Ik heb van iemand gehoord dat jullie twee.' Hij wees naar mij en Mason, 'Broer en zus zijn, niet waar? Jullie stammen allebei af van die Wyatt Hemington.' Hij spuugde zijn naam uit. Gelijk vroeg ik me af wat de geschiedenis was tussen die twee. 'Wie is dit?' Hij liep naar Liam toe. 'Liam Harpers.' Hij stelde zichzelf voor. Silver Tooth was voor de rest niet geïnteresseerd in Liam en stapte weer naar achter. 'Wat te doen met deze drie onruststokers. Ja, dat zijn jullie. Een beetje onrust stoken in mijn gebied. Denkend dat jullie mij kunnen verslaan? Stommelingen! Idioten!' Hij begon te schreeuwen en bij elk word kroop ik dieper in elkaar van angst. Hij leek woedend, maar ineens werd hij kalm en trok hij zijn kleren recht. 'Breng ze naar de kerkers... Ik heb een leuke verrassing.' Met die woorden gezegd te hebben liep hij weg en vrijwel gelijk daarna werden we meegesleurd. Allemaal werden we in één grote cel gezet. De ijzeren spijlen waren koud en verroest. Mason ging verslagen in een hoekje zitten. 'Maria...' Zijn stem sloeg af. 'Ik ga nooit mijn kind zien opgroeien...' Ik stond met mijn mond vol tanden. Kind? 'Wat bedoel je?' Snel kwam ik naast hem zitten. 'Thuis heb ik een vrouw, ze is zwanger... Wie weet is ze al bevallen... Haar naam is Henriëtte.' Liam kwam er ook bij zitten. 'Als het kind ook maar iets op jou lijkt zal het een goed mens worden Mason, dat weet ik zeker.' Een gemoedelijk klopje van Liam op Masons schouder. Hij bedankte hem voor zijn woorden. 'We moeten naar huis... Het kan me niet schelen wat er met mij gebeurd maar jij moet naar huis...' Ik begon te fluisteren omdat ik geen kracht meer had. Liam kwam naast me zitten en liet zijn hoofd op mijn schouder rusten. Ik ruste mijn hoofd op zijn hoofd en Mason sliep op mijn andere schouder.

'Wakker worden stommelingen!' Harde knallen deden mijn ogen openvliegen. Snel stond ik op. Iemand van de bemanning stond met een ijzeren bar tegen de tralies te slaan. Mason en Liam kwamen naast me staan. De deur ging open en Liam en Mason werden gelijk tegen de grond gedrukt. 'Meekomen.' De man die tegen de tralies had geslagen pakte me stevig bij mijn boven arm en sleepte me mee. 'Blijf van haar af!' Hoorde ik Liam woest schreeuwen. Allebei probeerde ze overeind te komen. Tevergeefs. Met alle kracht die ik nog had probeerde ik me los te wurmen uit zijn greep. Ook tevergeefs. Voordat ik het door had waren we al een trap opgelopen. We liepen nu in een andere gang waar alles nog steeds donker was. 'Genoeg!' De man had zijn geduld verloren omdat ik niet stopte met tegenwerken. Hij duwde me op de grond en sloeg hard met de ijzeren bar tegen mijn linker boven arm waarna ik het uitschreeuwde van de pijn. Toen ik niet stopte sloeg hij nog eens. Dit keer tegen mijn rug. Toen trok hij me mee aan mijn haar en stopte voor een goed beveiligde houten deur. Snel opende hij die en werd ik naar binnen geduwd. Angst bekroop me snel en ik kroop tegen de houten deur aan. 'Waarom was ik hier?' Ik was gestopt met huilen maar er liepen oude tranen over mijn wangen naar beneden. Het rook muf in deze kamer en er was bijna geen licht. Het enige licht kwam door een klein raam. Het licht was van de maan en verlichtte dus maar een heel klein beetje. De vloer begon te kraken. Iemand bewoog en ik was het niet. Ik draaide me om naar de deur en kraste met mijn nagels er overheen. Laat me eruit! Dacht ik. Nu begon in weer te huilen en probeerde ik mijn gesmoorde snikken binnen te houden. Ik had een bepaalde angst voor het donker, dat nooit weg leek te gaan. Ondanks dat het zo donker was, zag ik iets bewegen nog geen drie meter van de vandaan. De haren in mijn nek gingen overeind staan toen ik iemand rasperig hoorde inademen. Ik stopte abrupt met mijn huilbui en bleef stil zitten terwijl ik over mijn schouder naar achter keek. Was het echt geweest of was ik me iets aan het verbeelden? Ik hoorde dezelfde ademhaling en kroop weer tegen de deur aan. Mijn adem werd sneller en het ''iets'' begon te spreken. 'Maria?'


---------------------------------------------------------

Moehah, nieuw deel :)

X E

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Apr 04, 2018 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Child of the sea... -Dutch-Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu