Hoofdstuk 10.

27 3 3
                                    



Hoofdstuk 10

Ik kon mijn blik niet afwenden van het misselijkmakende monster. Al mijn moed zonk naar mijn schoenen. Ik wist maar al te goed wat dit monster kon doen. 'Maria... Wat is dat?' Vroeg Kaptein Mason vol afschuw. 'Waarschijnlijk onze ondergang als we niet heel snel wegwezen.' Mijn blik stond nog steeds gericht op het wezen en het wezen keek terug naar mij. Toen ging alles ineens weer heel erg snel. De Khaamarah krijsde nog een keer en dook van de rotsen af. Door de hevige regen was het dek heel erg nat geworden en struikelde ik naar de Kapitein en stuurman. 'Wegwezen! Nu!' Mijn hart ging tekeer. Als het ons zou inhalen, waren we er allemaal geweest. Het zeil werd weer gehesen en meteen kwamen we weer vooruit. De wind was sterk en voer ons zo de storm weer uit. Het was nog wel bewolkt, maar de regen was gestopt en de golven minder hoog. 'Dat scheelde weinig.' Zei stuurman Liam. Hij klonk opgelucht, maar ik wist dat het nog lang niet voorbij was.

Het was al een paar uur verder en iedereen was bekaf. Omstebuurt gingen mensen slapen. De kok en dokter waren weer benedendeks verdwenen en de rest van de bemanning was bezig met spullen op de juiste plaats te leggen. Ook waren er mensen bezig met de zijkant van het schip dat beschadigd was door de rotsen. Van de Khaamarah was niks meer vernomen. ''Het is ons vast kwijtgeraakt'', waren de woorden van Mike. En ik hoopte dat het waar was. 'Maria,' De kapitein riep me. Ik liep gauw naar hem toe. 'Je hebt het goed gedaan vandaag. Zonder jou waren we tegen de rotsen geklapt en lagen we nu allemaal op de bodem van de oceaan.' Hij lachte naar me. Gelijk voelde ik me trots en opgelucht. 'Jij en Liam mogen nu gaan slapen. Jullie worden gewekt over vier uur.' Ik knikte en liep weg. ''Onze'' kajuit was nog licht. Liam zou elk moment kunnen komen. De gordijntjes had ik net dichtgedaan toen inderdaad de deur openging. 'Goed werk, Maria. Ik ben blij dat we je mee hebben laten gaan.' Ik draaide me om en hij stond nog in de deuropening. Ineens moest ik aan Howard denken. Ik had hem na de storm nog niet gezien. 'Ik moet nog eventjes wat doen. Pardon.' Ik glipte langs hem de deur uit. Schichtig keek ik om me heen. Waar zou hij kunnen zijn? Geen idee. Ik liep weer naar boven en daar stond hij. Touwen los te knopen. 'Howard,' Ik liep op hem af. Hij zag me en liet gelijk alles vallen. Toen hij bij me was sloeg hij zijn armen om me heen. Om de een of andere reden schaamde ik me dat hij me in het opembaar knuffelde. Ik hield van hem, maar ik denk op een andere manier dan hij van mij houd. Het deed me pijn. Ik durfde er niks over te zeggen en knuffelde hem terug. Ik was gewoon blij dat hij nog leefde.

Zonder iets te hebben gezegd waren we allebei weer onze eigen wegen gegaan. Ik was onderweg naar mijn kajuit. Liam keek op toen ik de kamer binnenstapte maar ging daarna weer door met waar hij mee bezig was. Ik voelde me slecht dat ik met deze man in één kamer sliep. Ik schaamde me heel erg en durfde hem niet eens meer aan te kijken terwijl ik naar het bed toe liep. Mijn krat stond op het bed en langzaam zocht ik naar mijn nachtjapon. Mijn nachtjapon créme wit met kanten mouwen en onderkant. 'Slaap jij maar in het bed, ik ga wel op de grond.' Ik antwoorde niet en legde de rest van mijn spullen ook op het bed. Hij haalde vanachter een kast een matras tevoorschijn en legde die naast het bed neer.

Het was al een half uur later. Ik had me net omgekleed toen Liam vroeg of hij al weer binnen mocht komen. 'Ja.' Het verbaasde me dat hij mijn zwakke stem had gehoord toen hij gelijk al binnen kwam. Ik had over mijn japon nog een soort ochtendjas aan. Snel stapte ik in bed en hing ik de jas weg. Ik keek expres niet naar de kant waar Liam zou gaan liggen, maar toen herinnerde ik me het kaarsje aan op het nachtkastje dat nog aan het branden was. Toen ik me omdraaide was ik ineens heel erg dicht bij Liams gezicht. Hij was hetzelfde van plan geweest en was al half over me heen gebogen. 'Ik blaas het kaarsje wel uit.' Fluisterde hij zacht. Ineens kreeg ik het heel erg warm. Liam lachte kort. Dat was de eerste keer dat ik hem had zien lachen. We keken elkaar diep in de ogen aan totdat ik het contact verbrak door me weer om te draaien en de blos op mijn wangen te verbergen. Ik wachtte tot de kaars was uitgeblazen en de duisternis zou komen. Toen het donker was klonk Liams stem nog één keer. 'Slaap zacht, Maria.' Het duurde daarna niet lang voordat ik in slaap viel door het rustige op en neer deinen van het schip.

Ik stond op een grote rots in het water. De oceaan leek van vuur. Nergens blauwe lucht. Alles was aan het branden. Telkens opnieuw hoorde ik gekrijs. Ik keek naar rechts. Een schip. Toen ik iets wilde zeggen, lukte dat niet. Mijn lichaam was bevroren. Het enige dat ik kon doen was kijken. Het voelde alsof mijn hart niet aan het kloppen was. Alsof ik allang niet meer leefde. Het schip had ik plots herkend. Mike stond samen met Meneer Newton uit te kijken over de zee van rode golven. Achter het stuur stond Kapitein Mason en naast hem, Liam. Howard was nergens te bekennen. 'Wat wilt u van mij?' Een stem achter me deed me omdraaien, maar ik was het niet zelf die dat deed. Howard! Hij stond achter me met gescheurde kleren en verward haar. 'Waarom ben ik hier?' Ik antwoordde niet. Ik kon het niet. Een andere stem klonk. 'Jij, bent de ondergang van allen.' Ik was het die sprak, zonder dat ik het doorhad. Mijn ogen gingen omlaag. Mijn lichaam was de mijne niet. Het was het lichaam van een Khaamarah. Ik probeerde te gillen en te schreeuwen, maar ik had niks onder controle. 'Ik kom later terug, onthoud: Niemand ontsnapt aan mij.' Alles ging in rook op. De zee, de rots, Howard en ik.

Gillend van angst werd ik wakker. Liam stond aan mijn bed en keek me geschrokken aan. 'Maria. Wat is er?' Wild keek ik om me heen. Ik had mijn eigen lichaam weer terug, maar had nog steeds dat nare verlammende gevoel van net. Ik begon te huilen. Het had zo verschrikkelijk gevoeld. Het was hetzelfde gevoel van toen. Toen mijn moeder werd vermoord. Het gevoel van een klein onschuldig meisje dat verlamd van angst in haar moeders ogen keek. Liam wist niet wat te doen en ging naast me zitten om vervolgens ongemakkelijk over mijn rug te wrijven. 'Je hoeft me niet te vertellen wat je hebt gezien of wat er is gebeurd. Ik zal geen vragen stellen totdat je klaar bent om het te vertellen.' Het schokken van mijn schouders werd al minder. Ik bedankte hem voor zijn begrip en ging weer liggen. Dit keer met mijn hoofd naar Liam toe. Hopend dat het niet nog eens zou gebeuren.


----------------------------------------------------------------------------------

Hoofdstuk 10 alweer!!! Het gaat zo snel!

Laat me weten wat je ervan vind!

Comment, Vote.

X E

Child of the sea... -Dutch-Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu