Hoofdstuk 12

453 20 1
                                    

de auto stopte voor het grote huis van de Cullens. tijdens de reis heb ik alleen maar gezwegen. Carlisle probeerde nog met me te praten, maar was gestopt in het vliegtuig. ik slikte mijn gevoelens in, maar het lukte niet. het gevoel om van deze plek weg te rennen werd groter met het minuut. deze plek deed me denken aan de tijd dat... ik slikte het in. zodra ik uit de auto stapte pakte Edward me stevig vast. hij kon nog steeds mijn gedachten lezen en wist wat ik van plan was. Bella was nergens te bekennen dus ik kon er niks aan veranderen. geiriteerd probeerde ik me tegen hem te verzetten, maar Emmet tilde me op en droeg me naar binnen. ik voelde me net een klein kind dat niet naar binnen wou. ik gromde weer naar Emmet, maar hij weigerde om me neer te zetten. zodra iedereen binnen was werd de deur op slot gedraaid. eindelijk zette Emmet me neer. ik zuchtte. zo snel als ik kon rende ik naar Carlisle kantoor. de andere achtervolgde me, terwijl ik door het huis rende. uiteindelijk ging ik achter de boekenkast staan waar uitzicht had op het raam. ik kijk naar een boom en probeerde mijn gedachte zo min mogelijk te laten afleiden. de andere stonden allemaal in de deuropening. Jacob en Renesmee waren expres beneden blijven zitten zodat ik zijn geur niet kon ruiken. "waar denkt ze aan?" vroeg Jasper. "nu is ze boomblaadjes aan het tellen. in iedergeval probeert ze niet te denken aan.." hij stopte in zijn zin, omdat ik een boek naar zijn hoofd gooide. Het was al te laat. binnen in mijn marmerenlichaam knapte iets. Het moment doemde weer voor me op. ik hapte opniew naar adem, maar wist te blijven staan. ik voelde me zo onveilig zonder mijn gave. zo voelde het dus voor andere mensen. "Dit is zielig. Bella doe je schild weg." zei Rosalie strak. ik hoorde een zucht en ik voelde hoe ze haar schild weghaalde. Als reflex blokkeerde ik ze allemaal. Het was een fout. Meteen voelde ik de pijn erger worden. Jasper had het de hele tijd tegen gehouden, maar nu niet meer. ik gaf hem snel zijn gave terug. hij fronste, maar de pijn werd weer minder. ik knikte en keek weer uit het raam. Na een paar doelloze minuten ging Alice weg. Esme volgde snel en de rest na een paar minuten. Jasper, Bella, Carlisle en Edward bleven bij me staan. Ik hoorde Alice Japser roepen. Mijn ogen waren op hem gericht. "ga niet weg. alsjeblieft" fluisterde ik zachtjes. "het is beter als je het voelt." Hij liep weg. Ik draaide me weer naar de boom. " Laat mij met haar praten." zei Bella. Dat verbaasde me. Carlisle knikte en liep weg. Edward bleef staan. " ga ook maar Edward. ze kan me niks doen." zijn gezicht stond geergerd. "je weet maar nooit Bells." Hij zuchtte en liep weg. Ik voelde de spanning afnemen en er kwam plaats voor de pijn. Ik sloot mijn ogen en begon een soort snik geluid te maken. "ik weet hoe je je voelt." zei Bella zacht. ze kwam op me af gelopen en pakte me in haar armen. ze begon dingen in mijn oor te fluisteren. over dat ze wist hoe ik me voelde. " Het gaat wel over." mompelde ze. "Ja, bij jou ja. Sam is dood Bella. Hij komt niet terug!" Ik voelde de pijn bij zijn naam. ik had hem uitgesproken. Bella staarde me aan. Haar grote goude ogen verstarde. "Geef terug." fluisterde de. Ik keek haar aan. Plots merkte ik dat ik haar schild had afgepakt. ik sloeg een hand voor mijn mond. " Sorry Bella! dat bedoelde ik niet. het ging zomaar!" ze ontspande zich weer. " maakt niet uit Liv. jij kon er niets aandoen." Edward stond ineens naast haar en trok haar weg van mij. Ik draaide me weer naar het raam. alles flitste door mijn ogen. het beeld van Sam toen we ruzie hadden en ik hem pijn deed. hoe hij het niet erg vond en het begreep. hij begreep alles. vlak voor hij dood ging had ik gezegd:"wacht op me. ik zal snel bij je zijn." hij had fluisterend een antwoord gegeven:" maak geen haast. ik zal altijd op je wachten. eeuwig." ik maakte opnieuw een snik geluid. "snel zal ik bij je zijn Sam. snel." fluisterde ik.

er ging een week voorbij dat ik bij het raam stond. niemand kwam kijken. de enige die ooit kwam was Carlisle, maar het enige wat die deed was werken. een week lang was ik alleen met mijn gedachtes. het enige wat ik kon doen was nadenken. het bloed dat in me zat werd langzaam minder. na een week begon ik honger te krijgen. toen ik voor de zoveelste keer de blaadjes van de bomen aan het tellen was rook ik de geur. het was niet het lekkerste bloed, maar het was overweldigend. op dat moment reed de auto de mens er in weg. mijn insinct nam het van me over en met grom trapte ik het raam door. ik prong erdoorheen en landde op de bal van mijn voeten. Edward, Emmet en Alice kwamen naar buiten gelopen. ik gromde naar ze en rende weg. ik rende langs de snelweg en rook nog meer bloed. ik volgde niet meer de politie auto maar ging een onbekende achterna. "Liv, nee!" schreeuwde Edward. hij leidde me af en bracht me weer bij zinnen. wat was ik aan het doen? meteen stond ik stil. Emmet en Edward stonden met zijn tween als een soort kooi om me heen. "raak me niet aan!" fluisterde ik. de jongens knikte. snel rende ik terug naar het huis. wat voor een monster was ik geworden sinds Sam weg was?

Liv.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu