Hoofdstuk 20

6 1 0
                                    

Rookster en Donderstorm aarzelden niet en gooiden zich in de strijdt, Donderstorm rukte een grijs vrouwtje van Ijspoots rug af, het grijze vrouwtje draaide zich om, maar Donderstorm was sneller. Ze ontweek en beet het vrouwtje hard in haar schouder, ze krijste het uit. Ondertussen had Ijspoot haar hard in haar staart gebeten, ze draaide zich om, maar dat was een grote fout. Ijspoot haalde zijn klauwen over haar gezicht terwijl Donderstorm haar klauwen in haar rug zette en haar tanden nog eens hard in haar andere schouder. Het vrouwtje krijste weer, maar ze lieten haar niet los tot ze piepte als een kitten, ze stormde meteen het kamp uit toen ze haar los had gelaten. Ijspoot draaide zich weer om en begon Ijspoot te helpen met een jonge kater die ook binnen no time op de vlucht sloeg. Toen hoorde ze een gil uit de kraamkamer. Donderstorm rende erheen, maar een grote zwarte kater stond haar in de weg. Zilverpels was daarbinnen! Donderstorm haalde haar klauwen zo hard over het gezicht van de kater dat hij het uitgilde. Hij draaide zich om en keek verward om zich heen. "Ik zie niks!"Krijste hij, hij drukte zich angstig tegen de grond. Donderstorm schoof hem opzij en ging de kraamkamer in. Zilverpels lag daar op haar zij, ze ademde veel te snel. Donderstorm hoefde geen medicijnkat te zijn om te weten wat er gebeurde. De kittens komen eraan! Donderstorm stormde naar het medicijnhol, "Wittand! Harspoot! Zilverpels kittens komen!" Krijste ze. "Maar het is veel te vroeg!" Riep Harspoot.  Wittand griste haastig een paar kruiden uit haar hol. "Harspoot, kom mee!" Zij ze en rende naar de kraamkamer. Harspoot en Donderstorm kwamen achter haar aan. "Jij beschermt de kraamkamer!" Commandeerde Harspoot. Donderstorm ging beschermend voor de ingang staan, vastbesloten om niemand binnen te laten komen. Roodbloems kleine kits piepte angstig en drukte zich tegen hun moeder aan. Het kleine lichtrode poesje, probeerde nieuwsgierig langs Donderstorm te kijken terwijl haar broertjes, een donkerrood katertje en een beige katertje, zich angstig tegen hun moeder aandrukten. Roodbloem trok haar dochter weer terug de kraamkamer in en sloeg haar staart om haar heen. De grote zwarte kater lag nog steeds naast haar op de grond te piepen van angst. Een andere bruine kater dook op voor de kraamkamer, hij dacht duidelijk dat Donderstorm een makkelijke prooi zou zijn, maar dan had hij het mis. Donderstorm siste en slaakte een gevechtskreet voor ze zich op de kater wierp en zijn rug begon te bewerken. Sparkpels dook ook sissend op en gaf de kater zo'n klap tegen de zijkant van zijn kop dat hij een tijdje verdoofd bleef staan. Donderstorm had een andere poes niet zien aankomen ze sloeg haar onderuit en gaf haar tegelijkertijd een klap tegen haar kop. Donderstorm raakte de grond en bleef daar verdoofd liggen. Toen werd alles zwart. 

Donderstorm opende haar ogen weer om het kamp nog steeds vol met vechtende katten te zien, ze had een irritante piep in haar oren en alles klonk alsof het ergens door gedoofd werd. Donderstorm stond weer op een voelde zich duizelig, maar alles begon wel weer helderder te klinken. Daarna hoorde ze een krijs van afschuw uit de kraamkamer. "Nee! Grijskit!" Krijste Zilverpels zo hard als ze kon. De poes die Ijspoot en Donderstorm in het bos tegen waren gekomen kwam de kraamkamer triomfantelijk uitstappen met een piepkleine grijze kitten in haar bek. Zilverpels kwam de kraamkamer nog uit strompelen en probeerde wanhopig naar haar jong toe te komen, maar tevergeefs. Een paar zwerfkatten hielden haar uit de buurt. Deze groep zwerfkatten was nog ongehavend van het gevecht, ze hadden vast extra troepen gestuurd. De poes doodde de kitten met een snelle beet en rukte bruut het hoofdje eraf. Zilverpels gilde het uit om haar jong. "Nee! Nee! NEE! GRIJSKIT!!" Krijste ze. Maar ze kreeg het niet voor elkaar om door de barricade van katten heen te komen. 

Vlak daarna trokken alle zwerfkatten zich terug, Zilverpels schoot meteen naar haar jong en bleef daar zitten jammeren. Sparkpels kwam erbij zitten en drukte zich troostend tegen haar aan. "Wat gaan we met hem doen?" Vroeg Valkstaart en dirigeerde zijn staart naar de zwarte kater die zich nog steeds angstig tegen de grond had gedrukt. "Dat moet Rookster maar beslissen." Zij Donderstorm. "Nee! O nee! Niet zij ook nog!" Hoorde Donderstorm uit de kraamkamer. Ze schoot naar binnen en tot haar afschuw zag ze het levenloze lichaam van Roodbloem en een van haar jongen liggen. Schaduwklauw zat zachtjes te jammeren om verdriet, om Lichtklauw's partner. Klaproos had zich in een hoekje van de kraamkamer gedrukt, ook zij had een diepe wond in haar flank en een gescheurd oor. "H-het spijt me, ik heb mijn best gedaan, m-maar..maar, het lukte gewoon niet. O Schaduwklauw het spijt me zo." Zij Klaproos. "Ze is gestorven als een krijger, ze beschermde ons allemaal." Zij ze. "Waarom zegt mama niks?" Piepte het kleine donkerrode katertje. "Ik heb honger." Piepte zijn lichtrode zusje. "Waarom liggen mama en Muiskit zo stil?" Piepte ze daarna. "Kom mee, we brengen jullie even naar het medicijnhol, Harspoot, ga jij Zilverpels eens halen." Zij Wittand. Harspoot knikte somber en trippelde naar de open plek waar Zilverpels en Sparkpels zaten te rouwen om hun jong. Donderstorm pakte Roodbloems overleden jong en Schaduwklauw sleepte Roodbloem aan haar nekvel naar de open plek.                                                                                                                                                 "Zilverpels, asjeblieft, Roodbloems overgebleven jongen hebben honger, en jij hebt melk. Ik kan me alleen maar inbeelden hoe het voelt om een jong te verliezen, maar Roodbloems jongen hebben je nodig." Smeekte ze. "Hoe kan ik nee zeggen, ach die arme kleintjes."Mompelde Zilverpels. Ze stond op en wierp nog een blik op Grijskit voordat ze achter Harspoot aan naar het medicijnhol liep. 

Warrior cats Donder op komstWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu