hoofdstuk 10.

67 4 1
                                    

ik loop een tijdje in een donkere kamer ofzo. ik zie helegaar niks. ik zie wit licht door een deur komen, ik ren er heen. ik trek de deur open en ben dan in een witte kamer. ik hoor allemaal woorden, woorden die ik al eerder heb gehoord. het zijn de woorden die er tegen me gezegd zijn voor dat ik bewusteloos werd, of dood ging. ik loop gewoon recht door en zing een beetje. dan zie ik weer een zwarte deur, ik twijfel maar dan ren ik er heen. ik trek de deur weer open en ben in een bos.  ik heb me nooit veilig gevoeld in een bos, betekend dat iets? ik loop voorzichter dan ooit. ik zoek een andere deur maar zie niks. ik hoor geluiden dus begin sneller te lopen. ik hoor voetstappen dus begin te rennen, ik val in een gat. het is een lange weg naar beneden. ik zie iets beneden, het is water.. ik val diep het water in. ik probeer naar boven te zwemmen maar het gaat heel moeilijk. als ik niet boven kom ga ik dood! ik doe zo veel mogelijk om naar boven te komen maar er gebeurd niks. HELP!! ik wil niet dood. ik probeer het nog 1 keer, en dan vlieg ik zowat naar boven. ik neem een hap adem. ik ben wakker!

ik hoor iemand praten. het voelt fijn, ik hoor dat het faas is. ik wil regeren maar me ogen zijn te moe om open te doen, me lippen te dicht om te reageren en me handen en benen te zwaar om te bewegen. hij zegt lieve dingen, hij fluisterd. er gaat een deur open en hoor ramon. ze zijn echt bij me, maar hoelang ben ik weg geweest? ik voel me slap. ik ben bang om weer te gaan slapen maar ik moet wel want ik kan niks. wacht straks ben ik verlamd! oo dat kan niet door een messteek toch? ik zak steeds verder weg en alles word weer helemaal zwart.

dit keer gebeurt er niks. ik zie alleen zwart en hoor niks, praat niet en zing niet. dan weet ik niks meer. ik hoor ineens zacht muziek. ik hoor iemand 2 mensen praten, of nee ze schreeuwen. ik probeer me ogen open te doen en het lukt. heel voorzichtig beweeg ik me arm, ik voel dat iemand me hand vast heeft. het is faas maar hij kijkt niet naar me, maar naar me hand.
"faas?" zeg ik en hij kijkt verbaasd op. als hij me 'levend' ziet begint hij te lachen.

"anouk!!" zegt hij met een big smile.

"hoelang ben ik weg geweest?"

"bijna drie weken."

"zo lang?"

"ja, je bent geopereerd"

"oo grutjes"

ik krijg tranen in me ogen en zie dat hij ook bijna moet huilen. hij helpt me overeind en ik kijk de kamer rond. maar wie staat daar..

wat doet hij..

in mijn..

en waarom maakt hij ruzie met ramon..

"wat doe jij hier?" zeg ik met een schore stem. ze kijken allebei om. ramon begint te lachen.

"hoi ik ben brandon"

"ja ik weet wie je bent"

"oja"

"ga weg" zegt ramon. en brandon loopt de kamer uit.

school life.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu