Samen lopen jullie naast elkaar met twee koude ijsjes in jullie handen. Is het niet raar dat je midden in de winter een ijsje eet? Je haalt je schouders op na die gedachte. Wat kan het ook schelen.
Jeongguk heeft je net verteld dat hij je iets wil laten zien, ook al weet je niet waar heen hij je toe wil brengen.
'Waar gaan we eigenlijk heen?'
'Verrassing.' Zegt Jeongguk snel.
Normaal vind je verrassingen maar niets. Ze voelen zo onverwachts, je weet niet wat er gaat komen.
Zo lopen jullie naast elkaar. Er worden geen woorden gesproken. Maar ondanks dat is er geen stilte te kennen.
Wind die door de bladeren van de bomen heen razen. Auto's die heen en weer over de autoweg heen rijden. Klotsend water aan de overkant van de weg.
Geluid heeft geen eind.
Jullie lopen een straat in. Oude schattige huisjes staan aan de kant. Er tegenover een bankje in het gras.
Op een gegeven moment staat hij stil.
'We zijn er.'
Met grote ogen kijk je hem aan. Jeongguk kijkt voor zich uit. Je volgt zijn beweging.
Jeongguk doet een paar stappen naar achter en laat zich vallen op een bankje dat tegenover het huis staat.
'Dit is mijn oude huis.'