14. Het dillema

34 9 0
                                    

“Komaan Tessa,” zei Isa, “We zijn veiig. Maarten en Felice kunnen ons nu niets meer doen ze weten niet eens waar we zijn.” Ze keek naar de huilende Tessa die tussen de rommel van de opslagruimte van de school zat. Na hun ontsnapping waren ze op de vuilnisbelt teregt gekomen.  De veiligste plaats om nog te blijven wachten op de eclips die avond was de opslagplaats van de school. “Jij hebt makkelijk praten. Jou vriendje wordt niet vermoord,” zei Tessa. Isa schudde haar hoofd, “Nee dat zullen ze niet doen.” “En hoe weet je dat zo zeker?” snauwde Tessa Isa af. “Ze gaan hem onhoofden of verdrinken of nog erger hem laten verbranden of hem in een vergeetput gooien.” En ze bartse in het huilen uit. Isa ging naast haar zitten en legde en arm over haar schouder, maar Tessa gooide hem weg.  Zo zaten ze daar. Allebij hopend dat Maarten en Felice hun familie en vrienden niets zouden aandoen.

“We moeten iets doen, ze mogen niet om 23 uur 54 op die locatie staan,” zei Felice tegen haar zoon. “Maar we weten niet waar de locatie is moeder,” zei Maarten. “Dat weet ik ook wel dus ik heb het perfecte plan,” zei Felice. Maarten keek Felice vragend aan. “Jij gaat je verkleden in iemand die de anderen niet kennen. Ik sluit je bij hen op zodat jij kan achterhalen waar die twee pissebedden zich bevinden.” “Maar moeder dat kunt u niet menen.” Felice antwoorde niet maar maakte een handgebaar en brabbelde wat onverstaanbare woorden en opeens was Maarten een compleet iemand anders. Zijn zwarte haren waren opeens blond en kortgeknipt. Zijn zwarte kleding had hij gezuild voor een bruine broek en een zeegroen T-shirt. “Vanaf nu ben jij niet meer Maarten Van Zwartberg, maar Jonas Evenaere. Je bent een gijzeling van mij zodat je ouders veel geld geven om jou.” Maarten knikte en keek met een blik vol afschuw naar zijn “nieuwe” outfit.    

“Wie ben jij?” vroeg Arno. (Hij was na de verdwijning van Isa en Tessa terug in de cel bij Leon, Flora, Eveline en Leyla.) “Ik ben Jonas, Jonas Evenaere,” zei Maarten. “Waren jullie hier niet met acht?” vroeg hij gespeeld. “ Leon knikte.  “Isa en Tessa zijn deze ochtend kunnen ontsnappen,”  zei hij. “Hoe dan en waar gaan ze naar toe?” vroeg Maarten. “Waarom wil je dat weten?” vroegen Arno en Leon in koor. “Gewoon, mag dat niet?” Leon trok Arno in een hoek. Eveline, Flora en Leyla kwamen er ook bij staan. “Ik vind het raar dat hij dat allemaal wil weten van ons, vind je niet?” vroeg Leon. “Ik vind hem wel oké,” zei Arno.  “Ik vind dat Arno gelijk heeft,” zei Eveline. Leyla knikte. “Ik heb ook het gevoel van Leon,” zei Flora. “Dan stemmen we,” was Arno’s logische conclusie. “Wie denkt dat we Jonas kunnnen vertrouwen?” Drie handen vlogen de lucht in. “Dat is drie tegen twee,” zei Arno en ze liepen naar Jonas die geduldig stond te wachten. “Oké, we hebben besloten je te vertrouwen,” zei Leon. “Wat wil je weten en we vertellen het je.”

Isa greep naar haar hoofd en viel neer op de grond. “Iz,” Tessa vloog op haar zus en hielp haar recht. “Gaat het?” vroeg ze bezorgd. Isa knikte. “Had je weer zo’n visioen?” Isa knikte weer. “Ik heb goed nieuws en slecht nieuws,” zei Isa. “Eerst het goede nieuws,” zei Tessa. “Arno is ongedeerd en zit dus terug in zijn cel bij mama, Leyla en Eveline.” Tessa begon te lachen. Maar haar lach verdween toen ze het slechte nieuw hoorde. “Maarten heeft hen om hen vinger gewonden door iemand anders na te spelen.” “We moeten zo snel mogelijk gaan.” Zei Tessa. “Hoe laat is het?” “Zes uur ’s avonds,” zei Isa. “Kom op,” zei Tessa en ze trok Isa de trap op. Toen ze boven op het balkon van het kantoor van Felice waren schrokken ze zich een buld. Voor hen stonden Maarten en Felice. Achter hen stonden Eveline, Flora en Leyla. “Waar zijn Arno en Leon?” vroeg Tessa scherp.  “Ho, meisje,” zei Felice en ze stak haar handen in de lucht. “We hebben gewoon een klein voorstel.” “Wat dan?” vroeg Tessa. “Naïve Tessalina, naïve Isalorina, mijn zoon hier zal het jullie uitleggen.” Felice gebaarde naar haar zoon. “Jullie favoriete vriendjes staan op het punt de dood in te gaan,” zei Maarteb lachend. “Jij ... jij moordenaar!” riep Tessa en ze wou naar hem toe lopen en naar hem uithalen maar Isa hield haar tegen. “Waar zit de adder?” vroeg ze. “Of jullie kiezen voor jullie vriendjes en gaan ze nu lekker redden uit hun verdrinkingsdood. Of jullie gaan tegen ons strijden en zowel jullie vriendjes als jullie familie en jezelf gaan eraan.” Isa en Tessa keken elkaar aan. “O en jullie hebben zo te zien nog maar weinig tijd want het is al half zeven,” zei Maarten. Isa en Tessa liepen de gang op. “Wat gaan we doen?” vroeg Isa, “we hebben nog maar 4 uur.”  “Ik wil Arno redden,” zei Tessa. “Ik wil ook naar Leon, maar dan winnen Maarten en Felice en dan zijn wij ook verloren,” zei Isa. Dat snapte Tessa ook. Ze stonden gewoon voor een dillema. Wat moesten ze doen. Tegen Maarten en Felice strijden en de kans lopen om Leon en Arno nooit meer te kunnen zien OF Leon en Arno redden en zo de kans lopen om zowel hun vrienden en familie te verliezen?

Zwart, wit of grijsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu