.

1.4K 63 7
                                    

Toen ik mijn zusje haar verbaasde gezicht zag, hield ik het niet meer. Ik moest zo hard lachen, dat ik over de grond rolde met mijn handen om mijn buik geklemd. Wat! Je hebt gewoon de kogels eruit gehaald! Riep mijn zusje verontwaardigd. Door die reactie moest ik nog harder lachen en de tranen stroomden over mijn wangen. Voor diegenen die zich afvragen hoe iemand die net terug is gevonden uit een ontvoering, en waarvan iedereen dacht dat ze dood was, zo ontzettend kan lachen? Het antwoord is simpel: dat kan niet. Het duurde dan ook niet lang voordat mijn vreugdetranen overgingen in echte tranen, en mijn gelach over ging in gesnik. Mijn moeder keek me bezorgt aan en knuffelde me. De hele avond heb ik gehuild. We keken telvisie, maar ik zag er amper wat van. En elke keer dat ik net was gestopt met huilen, kwam er weer een reclame over een film over een moord. Of een oproep over een vermissing. Of de reclame voor de nieuwste CSI NY! Tja… Vind je het raar dat de bui bleef hangen. Uiteindelijk had ik er de kracht niet meer voor. Mam, ik ga naar bed goed? Vroeg ik dan ook. Tuurlijk meid! Ik loop wel even mee. Ik keek mijn moeder dankbaar aan. Ik had het echt even nodig om als een klein kind naar bed gebracht te worden. Ik slofte naar boven en poetste mijn  tanden. Ik ging in bed liggen en mijn moeder gaf me een knuffel. Probeer je te ontspannen. Je bent thuis nu. Er kan je hier niks gebeuren. Fluisterde ze in mijn oor. Ik voelde de tranen branden, maar ik onderdrukte ze. Dank je mam, ik hou van je. Fluisterde ik schor. En ik van jou. Zei ze terug. Ze gaf me een kus en liep naar de deur. In de deurpost draaide ze zich nog even om en zei: als er iets is, mag je altijd komen. Na die woorden draaide ze zich weer om en sloot de deur. Oké, stel je niet aan. Wees sterk. Ben je nou een handbalster of niet? Fluisterde ik mezelf streng toe. Maar ik wist het antwoord niet meer. Ik wist niet of ik nog wel wilde handballen. En bij die gedachten kreeg ik weer tranen in mijn ogen. Dit keer liet ik ze maar gewoon stromen, ik kon er toch niks meer aan doen. Ik draaide me op mijn zij en staarde naar de muur. Langzaam sloot ik mijn ogen en werd ik opgeslokt door de duisternis. Opeens voelde ik een hand op mijn mond. Met een ruk draaide ik me om en keek ik recht in het gezicht van Bein. Ik haalde opgelucht adem. Bein! Gast! Ik schrik me de tering! Wat doe jij nou hier? Vroeg ik verbaast. Maar hij reageerde niet. In plaats daarvan keek hij me uitdrukkingsloos aan. Bein? Vroeg ik twijfelend. Nogsteeds geen reactie. Langzaam kwam zijn hoofd dichterbij. ‘Hij wil me zoenen!’ schoot er door mijn hoofd. Ik reageerde razendsnel, en duwde hem van me af. Hij tuimelde achterover van mijn bed af. Ik sprong bovenop hem, maar hij was sterker en draaide ons om. Ik doe dit voor jou. Zei hij, maar het was niet Bein die het zei. Het klonk heel houterig, bijna robotachtig. Ik zou je helpen weet je nog? Weer die rare ondertoon. Hij bracht weer zijn gezicht naar het mijne, en probeerde zijn lippen op die van mij te planten. Ik spartelde en kon hem uiteindelijk een knietje in zijn kruis geven. Hij kromp in elkaar en ik duwde hem van me af. Ik rende mijn slaapkamer uit naar beneden, maar daar was niemand. Bein rende achter me aan en ik rende weer naar boven. Ook op mijn moeders slaapkamer was niemand. Ik begon te schreeuwen, maar ik kreeg geen antwoord. Ik glipte zo snel als ik kon lang Bein en rende de trap weer af, maar omdat ik zo snel wou miste ik een trede en tuimelde ik naar beneden. Ik bonkte met mijn hoofd tegen de muur, maar voelde de pijn amper. Ik rende naar buiten, naar de enige veilige plek die ik kon verzinnen. De stal van het paard van mijn overleden vader. Hij overleed toen ik 5 was, maar we hebben zijn lievelingspaard gehouden. Ik maakte de stal open en liep naar binnen. Ik sloot de box en ging in het stro zitten. Ik hoorde hoe Bein richting de weg rende en na een tijdje was hij weg. Ik aaide Zuhr, het paard, en fluisterde haar toe. Rustig maar meisje. Samen zijn we veilig. Jij zal mij beschermen. Ik legde mijn hoofd tegen de boxdeur en sloot mijn ogen.

Meisje toch! Wakker worden! Wat doe je hier? Wat is er gebeurd? Ik hoorde mijn moeder tegen me praten. Langzaam opende ik mijn ogen en keek ik recht in het bezorgde gezicht van mijn moeder. Ik zag de tranen in haar ogen, en ik keek om me heen. Ik zag hoe Zuhr aan haar hooi knabbelde, rustig en vredig. Alsof er vannacht niks was gebeurd. Wacht wat is er vannacht eigenlijk gebeurd? Mam? Wat is er gebeurd? Vroeg ik. Ik heb geen idee, meid. Ik hoorde je gillen dus ging ik kijken maar je was er niet. Ik heb je overal gezocht en toen vond ik je hier. Zei ze hoofdschuddend. Ik dacht na, en langzaam kwam alles terug. Ik droomde dat ik werd achterna gezeten. En jij was weg en dit was de enige veilige plek die ik me kon verzinnen. Zei ik bedenkelijk. Maar als dat alles was, waarom had ik dan zo’n hoofdpijn. Mama? Ben ik gevallen ofzo? Vroeg ik. Mijn moeder dacht even na. Nou ja, ik hoorde wel een bonk of zoiets. Ik knikte begrijpelijk, en wreef over mijn hoofd. Ik haalde even diep adem. ‘geen nood. Het was maar een droom.’ Ik herhaalde het steeds weer in mijn hoofd, maar mijn hardslag werd niet echt rustiger. Kom meis, dan gaan we naar binnen. Mijn moeder pakte mijn arm en ik stond op. Ik liep de box uit en mijn moeder sloot de deur. Ze legde beschermend een arm om me heen, en gearmd liepen we naar binnen.

HORROR KAMPWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu