In alles zit wat schoonheid

97 3 0
                                    

De sneeuw dwarrelde naar beneden door de betonnen straten. Dit was de tijd van het jaar waarbij de wereld veranderde in iets moois, iets wat het moest zijn. Veel mensen streden voor vrede in het land, toch wist niemand honderd procent de aanleiding. Zelfs niet eens het onderwerp van deze oorlog. Maar als iemand het te weten kwam, verdween die altijd en werd nooit meer terug gezien. Er waren uiteraard uitzonderingen, zoals de burgemeester van de stad. Maar hij leed aan geheugen verlies en wist zelf amper wie hij was. Ik strompel door de sneeuwmodder op zoek naar tekenen van andere mensen, maar het enige wat ik hoorde waren de bombardementen in de verte. Hevige rookwolken stegen omhoog kilometers van hier. Ik was er gewend aan geraakt en rende niet meer weg van elk geluid. Dit was het leven dat we moesten accepteren, eerder overleven als je het mij zegt. Eigenlijk was het vandaag kerstmis, de belangrijkste vredesdag die iedereen vroeger hoorde te vieren. Ik had ooit in een oud boek een verhaal gelezen hoe kerstmis ging en om eerlijk te zijn, ik hunkerde ernaar om ook zo een kerstmis te mogen meemaken. Met een boom vol lichtjes en cadeautjes. Alleen hadden we daar het geld niet voor. We moesten overleven op een hongerloon. De wereld was verpest om het in een paar woorden te zeggen. Ik sla de hoek om aan een grijs en verwoest gebouw dat een appartement moest voorstellen. Ik kijk nog even rond of ik niemand zie en klim over het hek. Dit was mijn en Ward's geheime plek. Het was het enige groene en overgebleven stukje in de stad. Ik ga op het smalle bankje zitten onder de boom en en kijk hoe de sneeuwvlokken naar beneden dwarrelen. Eentje valt op mijn vinger en ik bestudeer de schoonheid die in z'n klein ding kan zitten. In alle kleine dingen zit schoonheid, zei mijn moeder voor ze stierf. Niet dat ik honderd procent weet dat ze dood is, maar ze was plotseling verdwenen. Zomaar van de aardbodem en ze kwam nooit meer terug net als die duizenden anderen. Het zou me verbazen of ze nog leefde. Ik hoorde rammel in de verte van het hek, Ward was hier. Om de hoek herken ik zijn blonde haar en zijn speciale glimlach. Zijn lach had altijd iets magisch. Ze ging van oor tot oor en maakte me telkens enorm vrolijk.

'Ik heb wat eten meegebracht!' ik zie hoe hij een kleine zakdoek in zijn hand houdt. Ik hoopte enorm op chocola. Dit was het enigste luxueuze ding dat iedereen wilde hebben. Iedereen wilde die zoete smaak eens geproefd hebben voor ze doodgingen. Ik had geluk dat de vader van Ward in de chocoladefabriek werkte. Weinig mensen hadden een job, laat staan een goede job zoals zijn vader. Maar sommige mensen hadden nu eenmaal geld voor onderwijs in het buitenland. Ward ging over twee dagen ook in het buitenland studeren. Niet dat ik het erg vond, ik wenste hem een goede toekomst toe. Ik daarentegen bleef waarschijnlijk bij mijn vader wonen tot ik de man van mijn dromen vond. Bitterhard was die opdracht want mannen vochten vaak mee in de oorlog net als hun zoons om wat geld bij te verdienen. Ward en ik waren nu eenmaal een uitzondering. Mijn vader kon niet weg of anders moest hij mij en mijn zus naar het weeshuis sturen en Ward zijn vader werkte in een chocoladefabriek die nu eenmaal een baas nodig had. Hijzelf moest die job opvolgen dus veel keus had hij niet. Voor mijn neus plooit hij de zakdoek open en zoals ik dacht. Chocola. Ik grinnik en hij breekt automatisch een stukje voor me af.

'Ik hou van chocola, je mag echt van geluk spreken dat je vader zo een droomjob heeft.'

'Droomjob? Ik moet die stomme chocoladefabriek openhouden later. Ik zou liever dokter willen worden, mensen redden uit de oorlog'.

'Ik begrijp je frustratie. Maar ik zal misschien niet eens een job vinden'.

'Desnoods mag je altijd in mijn chocoladefabriek komen werken'.

'Ja, precies of je vader zou dat prettig vinden. Weet je nog dat onze familie ruzie heeft?' Ik dacht meteen terug aan tien jaar geleden. Ward en zijn vader kwamen voor de eerste keer barbecueën. We hadden al onze laatste spaarcenten aan wat vlees voor iedereen besteed, tot de vader van Ward flipte dat er niet genoeg was. Hij beweerde zodanig dat onze barbecue vreselijk was, dat hij het aftrapte en Ward zich vreselijk schaamde voor zijn vader. Sindsdien heb ik hem nooit meer gezien en moest Ward altijd chocola smokkelen in plaats van gewoon meebrengen.

'Dat ga ik niet ontkennen'. Hij beet in zijn stukje en genoot van de zoetigheid. Ik hoorde weer een bom vallen in de verte. Het liefst van al wilde ik die mensen ook een stukje chocola geven voor hun lijden. Maar ik was niet degene die hier over besliste natuurlijk. Dat was de koning en zijn zoon. Niemand had ze ooit in het echt gezien. Ze waagden zichzelf de straat niet op natuurlijk. Mensen zouden hun terplekke aanvallen, ook al waren er beveiligers. Zij genoten van hun rijkdom terwijl wij hier vastzaten. Naar het buitenland vluchten was ook geen optie want de grenzen waren zwaar beveiligd.

'Je bent aan het dagdromen'.

'En dat ga ik niet ontkennen'. Ik glimlach terug naar hem, 'weet je wat we moeten doen?'

'Zeg maar'.

'Ik vind dat we moeten vluchten'. Voor ik nog iets kon zeggen hoorden ik hem kuchen. 'Verslikt' in zijn chocola, 'Wat denk je ervan?'

'Ik ben mijn leven nog niet beu en ik vertrek toch over twee dagen. Kunnen we niet gewoon genieten van onze laatste dagen samen?'

'Maar ik bedoel 'samen''.

'Hoe ga je dat voor elkaar krijgen? De grenzen zijn extreem beveiligd. Alleen studenten met een geldig bewijs om te gaan studeren, vrouwen die willen bevallen in een buitenlands ziekenhuis en mannen die gaan strijden in de oorlog mogen de grenzen oversteken'.

'Maar je mag toch een koffer meenemen?' ik zet mijn beste puppyoogjes op.

'Ja, natuurlijk, anders kan ik geen kledij en benodigde spullen meenemen' hij kijkt me verward aan maar hij wist overduidelijk wat ik bedoelde.

'Steek me alsjeblieft in die koffer!'

'Je denkt toch niet dat ze zo dom zijn hé? Ik wil nog graag in die school raken'.

'Maar je was toch mijn beste vriend?' Ik plant een kus op zijn wang om mijn smeekbede een duwtje in de rug te geven, maar het hielp niet echt.

'Zelfs dan niet'. Hij draait zich om en wandelt naar het hek. Ik kruip meteen recht en ren hem achterna in de sneeuw. Ik zou hem nog wel kunnen overhalen in twee dagen.

Felidi: de toekomstWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu