Hoofdstuk 12

509 27 3
                                    

Na die schreeuw kan hij zich weinig meer herinneren, het enige wat hij nog weet is dat het donkerrode bloed van de badrand afdroop en dat het badwater een rood-roze kleur had. Meer weet hij niet en om eerlijk te zijn denkt hijook niet dat hij dat wil weten. Zijn mobieltje lag in een hoekje, bij de wastafel helemaal aan stukken. Er zat een gigantische barst in het scherm en er lagen glassplinters rondom het mobieltje. Zijn ouders kwamen meteen dezelfde avond terug. Hij kon hen niet onder ogen komen, totaal niet. Zij waren alleen thuis en hij liet hen zien dat zij het niet aankonden.
“Het is jou beurt jongen,” zegt zijn vader verdrietig, zijn stem klinkt schor. De haren van zijn vader zijn netjes naar achteren gekamd maar de dikke kringen onder zijn vader's ogen laat zien hoe kapot hij van dit is. Begrijpelijk overigens, hijzelf is er ook kapot van. Niemand weet echter wat Rens en hij écht van elkaar waren.
Joey probeert op te staan, het lukt hem nauwelijks. Bij het lopen naar het spreektafeltje trillen zijn benen hevig.
Wanneer hij uiteindelijk zijn weg vindt naar het houten spreektafeltje begint hij te spreken. Het is overigens dezelfde ruimte waar Bram opgebaard heeft gelegen.

“Lieve broer...”
Bij het woord 'broer' uitspreken krijgt hij het al te kwaad. Rens was meer dan een broer voor hem, Rens was alles voor hem. Waarom is dit gebeurd, waarom? Kon hij het niet verdragen dat ze niet samen konden zijn?
De tranen stromen inmiddels over zijn wangen, de aanwezigen zijn muisstil en vanuit zijn ooghoek ziet hij hoe zijn vader gebogen naar hem toe komt lopen om een arm om hem heen te slaan.
“Het gaat wel weer,” zegt Joey zacht tegen zijn vader zodat het publiek hem niet kan horen.
“Je betekende heel veel voor mij, en nogsteeds beteken je veel voor mij. Je zult nooit ophouden om iets voor mij te betekenen want jij zult voor altijd voortleven in mij. Wij zijn een tweeling. Jij bent gestorven, en ik leef door. Zo zouden veel mensen het zien, maar dat is niet zo.” Tussendoor slikt Joey zijn tranen weg.
“In mij is een stukje bijgekomen, een stukje van jou. Maar andersom ook, in mij is een stukje gestorven, en dat stukje ligt daar.” Joey wijst naar de mooie lakhouten kist.
“Het stukje van jou wat in mij zit, zal ik altijd koesteren. Koester jij ook het stukje van mij wat met jou is meegegaan?”
De laatste zin werd het Joey te kwaad, hij had het niet meer over controle. Hij huilde in grote snikken en de tranen biggelden over zijn wangen, ze vielen op het wit-gekreukte vel waar hij zijn speech op had geschreven. Hij vond zichzelf maar een lafaard! Rens had graag voor hun relatie uit willen komen, maar dat kon hij niet. Het lukte hem niet. Hoe laf het misschien ook mocht zijn, hij moest hier verder leven en Rens niet.
Meteen zet hij die gedachten uit zijn hoofd, dat kon hij niet maken. Het was vreselijk dat Rens was overleden en natuurlijk had hij hier liever niet gezeten maar Rens had niet hetzelfde gedaan als hem.
Rens was wel dapper. Joey denkt terug aan de begrafenis van Bram en de rest van hun vrienden. Rens sprak op hun begrafenissen, zelfs al was hij gesloopt. Hij deed het toch maar, en zelfs met de benodigde humor erin af en toe.

Als Rens hier bij hem had gestaan wist hij zeker dat hij hier niet veilig zou zijn geweest. Hij lacht voorzichtig door zijn tranen heen.
Rens had hem waarschijnlijk iets toegeroepen wat lijkt op: “Ben je nou betoeterd! Keer onmiddellijk terug!” Maar Joey denkt er niet aan, hoe graag Rens het ook gewild zou hebben, hij kan het niet.
Inmiddels is er alweer iemand anders aan het speechen, tante Amy. Een kleine volumtueuze dame met lang krullend rood haar. Haar stem klinkt aardig hoog, en daar maakten Joey en Rens vroeger grappen over.

Joey ploft op de bank, hij maakt het knoopje los van zijn zwarte smoking. Ook zijn ouders komen binnen en nemen plaats op beige stoelen in de woonkamer. Geen woord wordt er uitgewisseld, iedereen kijkt stil voor zich uit.
Joey staat in gedachten op en loopt naar boven, de bedden staan er nog zoals ze zijn achtergelaten. Zoals ze er twee dagen geleden nog bij stonden. Rens' bed is mooi opgemaakt, zijn groene dekbed staat strak gespannen over zijn matras en zijn grijze Vans liggen uitgetrapt onder zijn bed. Het houten nachtkastje, vol waterkringen van al de glazen water die er hebben gestaan. Zelfs nu staat er nog een glas water, daarnaast staat een wit lijstje met hun foto erin. Joey loopt er voorzichtig heen en kijkt naar de foto. Rens staat lachend voor Joey die zijn tong uitsteekt.
Joey zucht, mooie tijden waren dat. Die foto is ongeveer drie maanden geleden genomen, toen was alles nog normaal. Geen relatie, geen ongeluk, geen overleden broertje. Gewoon. Een goede broers-relatie. Niks meer, niks minder. Een traan glijdt over zijn wang, die hij snel wegveegt met de mouw van zijn oranje sweater.
Niks is meer zoals het is geweest, en dat zal het ook niet meer worden. Joey kijkt naar het licht-groene dekbed van Rens en kan zich niet meer bedwingen. Hij springt erop af zoals een roofdier zou doen op zijn prooi. Hij pakt het groene dekbed beet tussen zijn handen en snuift de geur op, de geur van Rens.
Voor een moment verliest hij zich in het dekbed, hij denkt weer terug aan zijn herinneringen samen met Rens. Tot zijn moeder opeens in de deurpost verschijnt.
“Het is moeilijk jongen, ik weet het,” en dat gezegd hebbende keert ze zich weer om.

VerborgenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu