Dariël de student

1 0 0
                                    

Tijdens mijn laatste avond in Farwijk was het ongewoon druk in de herberg. Daarom bezocht ik het enige andere eethuis in de stad, maar rustig eten zou ook daar niet lukken. Net zoals de herberg waar ik overnachtte, leek dit pand wel overspoeld door jongelui, mannen en vrouwen. Ik vond er een lege stoel bij een lange, uit deuren en schragen opgebouwde tafel en nam er plaats.

Ik keek rond. De Mostuin, zoals deze gelegenheid bleek te heten, was gebouwd uit ruwe balken. Een binnenplaats bestond haast volledig uit een vierkant, stenen muurtje waarbinnen niets anders dan mos en varens groeide. Het eethuis had er zijn naam waargemaakt.

Ik voelde me er niet op mijn plaats, maar vond het op één of andere manier een terecht gevoel. Eén van de groepen jongeren viel mij op. Ik had de indruk dat ze over mij aan het praten waren. Ze stonden recht bij een hoge tafel. Ze lachten, wezen naar mij, probeerden te fluisteren en lachten nog meer. Mijn indruk was bevestigd: hier hoorde ik niet thuis. Ik probeerde hen te negeren en bestelde hutsepot. Dan kwam één van de jongeren naar me toe. Hij was gezet en had zijn hoofd bijna kaal geschoren. Hij toonde een fles zoals men bij ons soms doet met een kostbare wijn. Alleen was dit een fles van het meest gewone tafelbier. Bovendien was hij leeg.

"Wat denkt u hiervan, mijnheer? Is dit geen bijzondere fles?" vroeg hij. Ik wierp een blik naar de andere jongeren. Ze zwegen en staarden. Dit moest wel een grap zijn.

Ik trok een mondhoek omhoog en keek naar de fles.

"Heel bijzonder," zei ik met uitgestreken gezicht. Ik probeerde meer te zeggen, maar kon mijn lach niet inhouden. De jongeman lachte ook.

"Cadeautje!" riep hij, terwijl hij de fles bij mij op tafel zette. Zat er misschien nog iets meer achter? Hij draaide zich om en rende weg. Het leek een heel gewone fles. Misschien zou de waard denken dat ik die leeggedronken had en mij ervoor laten betalen. Ik grinnikte bij mezelf. Dat gunde ik die jongens wel.

Mijn hutsepot arriveerde samen met een kruik van een gelijkaardig soort bier. Ik proefde aardappelen, bieten, wortelen en stukken varken die een lange tijd gegaard waren. Dit moest ik onthouden. De portie was redelijk klein, zoals elk avondmaal in Zavelland.

Ik had verwacht dat de jongeren nu wel weer zouden lachen, maar dat deden ze niet. Ze maakten ruzie. Ik concentreerde me op mijn maaltijd. Ik had niets met hen te maken, zei ik tegen mezelf. Toch merkte ik wat ze zeiden en hoe de situatie was. De jongeman die me de fles gebracht had leek nu alleen te staan, tegen alle anderen.

"Dat hebben jullie afgesproken, valsspeler," zei één van hen.

"Niet waar, ik ben geen valsspeler," zei de gezette jongeman, maar hij moest een stap terug zetten. Dit kon ik niet langer negeren. Ik stond recht en ging naar het groepje toe.

"Zie je wel, hij komt zijn maatje helpen."

"Wat is hier gaande?" vroeg ik.

"Wat is hier gaande?" aapte de leider van de jongeren me na. "Vals spelen, ja, dat is hier gaande!"

De gezette jongen gebaarde met zijn hoofd naar de uitgang. Dat was waarschijnlijk een goed idee. Ik wierp een geldstuk in de richting van de waard en volgde hem.

"Was dat een ster die je daar gooide?" vroeg de jongen met grote ogen.

"Ja. Ik begrijp jullie munten nog niet goed en ik wilde zeker niet te weinig betalen."

De jongeman lachte.

"Dat heb je absoluut niet gedaan," riep hij. "Jij bent rijker dan je zelf denkt."

Het was mijn beurt om te lachen. Die jongen had de situatie perfect gevat.

"Wat denk je, zullen we een beter oord opzoeken?" Ik bracht mijn duim naar de mond, een gebaar dat hier drank betekende, meer bepaald bier.

De reizen van HarbalusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu