Hoofdstuk 4.

137 7 0
                                    

Ik zat inmiddels weer op Zilver een reed een donker bos in. Er floten geen vogels, je hoorde geen dieren en het was er opvallend stil, te stil. Ik kreeg de rillingen en keek onderzoekend om me heen, ik voelde me hier totaal niet op mijn gemak. Zilver merkte dat ook en begon wat sneller te lopen, hoe sneller we liepen hoe eerder we hier uit zouden zijn. Jammer genoeg leek dit bos oneindig en na bijna een dag te hebben gelopen waren we nogsteeds in het bos. Ik vond het maar niks.

Na vier hele dagen te hebben rondgereden in het donkeren bos, zag ik daar eindenlijk licht een heel stuk vederop, maar het was er. Ik slaakte een zucht van opluchting en spoorde Zilver aan om haar in galop te laten gaan. Het licht dat zo dichtbij leek was eigenlijk heel ver weg. Pas na twee en half uur kwamen we eindenlijk bij de rand van het donkerenbos aan. Ik glimlachde en liet de zon mijn gezicht verwarmen, nooit gedacht zo blij tezijn met de zon. Ik keek om me heen, het hele landschap was bedekt met een verse laag sneeuw, wat ik in vier dagen niet had gezien. Het voordeel van het donkeren bos, er lag geen sneeuw maar was er wel koud.

Ik spoorde Zilver aan en ze liep rustig door het knie hoge sneeuw heen en haar adem blaasde wolkjes in de koude lucht. De nacht begon te vallen en het was tijd dat ik een slaapplek zocht. Na nog ongeveer twee uur te hadden gereden vond ik een grot die groot genoeg was voor Ziler en mij. Ik maakte weer een vuur aan met een van de fakkels die ik had meegenomen en ik gaf Zilver een appel. Ik keek in me tas, me etens voorraad begon op te raken en dat was niet al te best. Ik moest snel een dorp vinden, ik wist dat ik steeds dichter bij het dorp kwam dat bij het kasteel lag. De mensen daar hadden het beter. Hoe dichter je bij het kasteel woonde hoe beter je het had.

Misschien had me vader me daarom wel uitgehuwd, ze zouden geld krijgen. Wat ze zekker konden gebruiken, ik vroeg me af of ze me miste of totaal niet. Laine zou me sowieso missen, we waren altijd beste vriendinnen geweest en zorgde altijd goed voor elkaar. Als ik ziek was, was Laine er om me te verzorgen. Niet mijn ouders, maar Laine. Als ik weer eens een van mijn avonturen vertelde, was Laine die luisterde, niet mijn ouder. Een zucht onstnapte uit me mond en ik besloot maar te gaan slapen, vanaf morgen zouden we twee dagen aan een stuk doorreizen, om bij het eerst volgende dorp aan te komen.

A strange worldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu