31. The great lion

141 7 0
                                    

Maggie's POV.

Ik ga weer terug aan mijn kaptafel zitten. Ik maak een mooie koninklijke knot in mijn haar. Ik hoor geklap achter me. "Dat was echt het schattigste wat ik ooit heb gezien," zegt Hades sarcastisch. Ik draai me om. "Zoiets heet liefde. Maar niet dat jij weet wat dat is," zeg ik. Hij geeft me een klap in mijn gezicht. "Je kan niet zeggen dat het niet zo is," zeg ik. Hij wordt steeds bozer. Hij trapt me in mijn maag. Ik hoor iets breken. Dat was waarschijnlijk mijn rib. Of meerdere ribben. Ik sta rustig op. Ik probeer weg te lopen maar hij houdt me tegen. Hij pakt me bij mijn middel. Het doet zo'n pijn. Hij zoent me in mijn nek. Ik probeer me los te krijgen maar het lukt niet. "Laat me los!" zeg ik. "O nee, wij gaan plezier maken," zegt hij. Hij wil zijn hand op mijn borst leggen maar ik bijt hem in zijn hand. Hij schreeuwt het uit en ik ren weg. Ik doe mijn mantel om en mijn capuchon op.

Ik ren naar de paardenstal en ik ga naar de Tombe van Aslan. Ik ren naar binnen en ik  "Waarom zo verdrietig, kind?" hoor ik achter me. "Aslan!" roep ik vrolijk. Ik ren naar hem toe. Ik knuffel hem en we vallen om. "Ik heb je zo gemist," zeg ik. "Waarom duurde het zolang voordat je weer terug was?" vraag ik. "Het spijt me, dat je zo moest lijden. Het kon twee kanten opgaan. Je kon breken en voorgoed kapot zijn of je kon sterker zijn dan ooit. Maar nu ben ik hier om ervoor te zorgen dat alles stopt," zegt hij. Ik kruip stees dieper in zijn manen. "Eerst moet je tegen Peter vertellen dat Hades in het kasteel is. "M-maar," zeg ik. "Hij zal je niks doen daar zorg ik voor," zegt hij. Ik knik en ik ren weg. Terug naar het kasteel. Naar mijn huis. Maar ook de plek die ik het vreselijkst vind.

Ik ren naar binnen. "Peter!" roep ik. Ik kijk om me heen. Peter is hier niet. Hades zit op de troon. "Majesteit, kom gezellig naar me toe," zegt Hades. Ik ren weg. Ik word meteen na gezeten door ridders. Het zijn zijn onze ridders die betoverd zijn. Ik herken die betovering. Mijn dwarsfluit. Vanaf de buitenkant lijken je ogen wazig. Het lijkt alsof ze blind zijn. Ik ren mijn kamer in. Ik trek een plank van onder mijn bed en ik doe het op de deur. Ik zet de plank vast me de klemmen naast de deur. Ik ren naar mijn kast en ik pak mijn spullen. Ik hoor allemaal gedreun. De plank begint te versplinteren. Ik trek een trap vanuit het plafond. Ik klim op de trap en ik draai de schroef los van de trap los. De trap valt uit elkaar. Ik doe de plank weer in het plafond.

Ik ren het dak op. Ik heb twee keuzes. Of ik geef me over en ik ben van Hades. Of ik spring en ik overleef het waarschijnlijk niet. Ik weet het zeker dat ik het niet overleef. Maar hij mag me niet krijgen. Ik zie een balkon. Ik klim langzaam naar beneden. Ik sta op het balkon. Er wordt op me geschoten. De touwen waar het balkon aan vast zit schieten los en ik val. Ik voel een stekende pijn. Alles wordt zwart.

The chronicles of Narnia: The dark princeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu