Hoofdstuk 23

199 19 7
                                    

Ik word wakker met knallende hoofdpijn. Mijn hoofd bonst helemaal en het lijkt alsof er iets heel hard tegenaan slaat, maar dat is niet zo.

Eric ligt naast me en is ook al wakker. Hij kijkt me onderzoekend aan, zijn blik gericht op de plek op mijn kop waar het pijn doet.

"Zie je wat?" vraag ik.

Hij knikt. "Er zit een bultje."

Met mijn poot ga ik over mijn hoofd en door de kussentjes heen voel ik inderdaad een bultje. Nou ja, een redelijk grote dan. Hoe is die daar nou weer gekomen?

Ik kijk Eric vragend aan. "Hoe is die daar nou weer gekomen?"

"Weet ik niet."

Ik probeer te achterhalen waardoor ik het zou kunnen hebben gekregen. Ik zou mijn hoofd gestoten kunnen hebben of zo. Of iemand heeft me aangevallen. In mijn slaap is onmogelijk, want ik wordt wakker van de kleinste geluidjes. Maar wat is het dan? Ik ga na wat ik de afgelopen dagen heb gedaan, maar niets is ook maar een beetje verdacht.

Ik wend me weet tot Eric.

"Kun jij iets verdachts bedenken?"

Hij schudt zijn hoofd. "Alleen dat je werd aangevallen door een monster, drie dagen terug."

Het monster. Het monster! Dat is het.

"Maar, dat is onmogelijk," zeg ik terwijl ik naar een plek rechts van Eric staar. "Het is onmogelijk. Hoe kan hij dat gedaan hebben?"

Het monster had me bij de kraag gepakt en me meegetrokken. Maar ik kan me niet herinneren dat hij mijn hoofd had vastgepakt. Maar niets is onmogelijk. Ik heb zijn klauwen wel degelijk gezien.

"Het is onmogelijk," herhaal ik weer.

"Wat?" vraagt Eric. "Wat is onmogelijk?"

Ik kijk hem aan. Die klauwen waren niet zo zeer verdacht. Maar ze waren wel scherp genoeg om mijn botten, of dan mijn huid, te doorboren. Dat was te merken aan het straaltje bloed dat via mijn keel naar beneden drupte. Alleen in mijn keel voel ik niets.

Dan schiet me ineens iets te binnen. Terwijl ik meegetrokken werd voelde ik iets op mijn hoofd. Niet hard, maar heel zacht, zo zacht dat ik het eigenlijk niet hoorde te merken. Ik voelde een heel klein prikje, maar meer was het ook niet.

Ik kijk Eric met grote ogen aan. Hij staart terug.

"Wat is er?" vraagt hij.

"Toen ik meegetrokken werd," begin ik, " voelde ik iets op mijn hoofd. Een prikje, al was het niet heel erg of zo. Maar ik voelde het wel."

"Zou het kunnen dat het giftig was?"

Ik knik zachtjes. "Daar dacht ik ook al aan."

Maar als het gif was, zou ik er dan niet heel veel slechter aan toe zijn?

"Maar," zegt Eric," wat was het dan wel geweest? Niet het monster, toch?"

Ik haal mijn schouders op. "Weet ik niet. Het monster kon me meetrekken, dus misschien was het ook wel in staat om me ongezien te prikken met zijn klauwen."

"Zat er gif in zijn klauwen dan?"

"Niets is onmogelijk in een arena gemaakt door de spelmakers, Eric. Besef dat."

Hij knikt licht, alsof hij het begrijpt. En ik weet dat ik gelijk heb, wat ik nu ook besef. Een arena is nooit te vertrouwen. Er zijn altijd wel dingen die plotseling gebeuren en zo raar zijn dat je het je gewoon niet kunt voorstellen. En nu moeten we eerst uitzoeken waar dat bultje vandaan komt, want het begint nu ook te jeuken.

Eric schiet in de lach als ik mijn poot eroverheen haal om te krabben, zodat de jeuk weggaat.

"Wat?" vraag ik, licht geïrriteerd.

Eric lacht nog iets harder en begint ook te snuiven.

Ik zucht. "Je kan het gewoon vertellen hoor."

Hij houdt op met lachen en wendt zich tot mij.

"Dat bultje,hè," zegt hij. "Is dat niet gewoon een... een muggenbult?" Hij schiet weer in de lach, ik onwetend waarom.

"Pfff," zeg ik. "En daar kom je nu mee? Ik helemaal in de stress omdat ik niet wist wat het was, en jij zit hier maar een beetje te..."

"Hé," zegt Eric een beetje boos. "Ik wist het ook niet hoor."

Ik snuif. "Oké dan, jij je zin. Laten we nu vertrekken. We moeten nog iemand zoeken, en ook nog wat voedsel en water zien te vinden."

Hij knikt. "Ja, goed plan."

Ik loop uit de schaduw van de dennenboom. De zon brandt op mijn huid, maar ik trek me er niets van aan. Eric loopt achter me aan en we gaan richting de berg.

Onderweg zeggen we vrij weinig tegen elkaar, want er is ook vrijwel niets te vertellen. Zwijgend lopen we onder dennenbomen door en passeren we hoopjes bladeren, die niets voorstellen en daar gewoon doodnormaal liggen. Soms komen we langs een lichaampje van een gevallen tribuut, maar ook dat lijkt helemaal normaal. Ook nu we al meer als een week in de arena zijn en het ook eens tijd wordt dat we eraan gaan wennen. We zullen het nog wel vaker tegenkomen.

Waar zouden Foxy en Bastiaan nu mee bezig zijn? Ik wou dat het wist.

Na een uur lopen we nog steeds in dezelfde rechte lijn, zonder dat er verandering in is gekomen. En nog steeds geen teken van Foxy of Bastiaan. Waar hangen die twee nou weer uit?

Eric kijkt me aan en aan zijn blik te zien heeft hij dezelfde vraag als mij: gaan we ze ooit terugvinden? Die bezorgde blik zegt namelijk al genoeg.

Ik zucht. Dit lopen duurt al zo lang en ik verwacht er niet al te veel meer van.

"Denk jij dat we ze ooit nog terug gaan vinden?" vraagt Eric.

Ik schud mijn hoofd. "Ik verwacht niet al te veel."

Hij zucht ook. "Ik vind dit helemaal niks. Stel nou dat we ze helemaal niet meer terugvinden?"

"Tja, dat is dan gewoon pech."

"Ja, dat begrijp ik wel."

We lopen zwijgend weer verder. Woorden zeggen zoveel, maar nu betekenen ze gewoon eventjes helemaal niets.

We passeren weer van alles. De meest gekke dingen. Dingen die je nooit in het dagelijks leven hoort tegen te komen, omdat ze gewoon te gruwelijk zijn om over te kunnen praten. Om überhaupt over te mogen praten.

Ik buig mijn hoofd en kijk naar de grond. Dit is gewoon echt helemaal niet fijn.

Maar na een paar minuten drukt Eric zijn snuit tegen mijn schouders. Hij wilt dat ik omhoog kijk, dus dat doe ik dan ook en ik kijk hem aan. Hij knikt naar voren met een hoopvolle blik.

En dan zie ik ze.

Foxy en Bastiaan.

______________________

Nieuw Hoofdstuk zo snel mogelijk! :)

The wolf and the gamesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu