Hoofdstuk 20

226 24 8
                                    

"Zou dat reptiel-beest nog terug kunnen komen?" vraag ik die avond als Eric en ik naast elkaar liggen.

Hij zucht. "Weet ik niet. Het zou zomaar kunnen."

"We komen in levensgevaar," zeg ik, half tegen mezelf. "Wat moeten we nu doen?"

Hij kijkt me aan. "Gewoon goed opletten en je instinct volgen."

"En dat is genoeg?"

"Dat is genoeg."

Ik leg mijn hoofd op mijn voorpoten, zoals ik altijd doe voordat ik ga slapen. Stel dat dat monster nou terugkomt en ons allemaal wil vermorzelen? Ik weet dat Eric gelijk heeft, maar toch zal het nog een lastige strijd worden. En misschien moet ik daarbij zelfs mijn vrienden verraden.

"Laten we maar gaan slapen," zeg ik. "Alleen moet er wel iemand op nachtwacht. Gewoon voor de zekerheid."

In het vage licht zie ik Eric knikken. "Ga jij maar slapen. Ik regel wel iets."

"Oké," antwoord ik.

Eric geeft me een lik over mijn snuit en loopt in de richting van Foxy en Bastiaan. Daarna val ik in slaap.

Ik hoor een brul in de verte en schiet wakker. Verward kijk ik om me heen. Wat was dat nou weer?

Eric ligt naast me en snurkt zachtjes. Ik schud hem door elkaar.

"Wakker worden," fluister ik, net iets te hard.

"W-wat?" kreunt hij binnensmonds. "Wat is er aan de hand, Gypta?"

"Ik hoorde iets."

"Als het niets bijzonders is, laat me dan gewoon slapen, want ik heb echt geen zi...."

"Een brul," onderbreek ik hem. "Ik hoorde een soort gebrul. Weet niet."

Met een ruk komt Eric overeind. Hij staat direct op en rent weg, waarna ik erachteraan ga.

"Waar ga je nou heen?" vraag ik hijgend.

"Het zou toch niet waar zijn...?"

"Wat?" vraag ik. "Wat is er niet waar?"

"Sshht," zegt Eric. Hij blijft plotseling stilstaan en knikt naar een hoge, brede boom in de verte. De bladeren blokkeren het zicht.

"Zie je dat daar?" fluistert hij. Hij knikt naar een paarsachtige vlek dat duidelijk niet tussen de planten thuishoort.

"Ja," antwoord ik fluisterend. "Wat is ermee?"

"Dat," zegt hij, "is het beest waar ik het over had. En het is erg gevaarlijk, dus kom maar niet te dichtbij."

Het beest beweegt een beetje.

"Wat moeten we ermee doen?" vraag ik.

Opeens brult het beest hard naar ons en zijn kop steekt door de bladeren. Ik heb te hard gepraat. Hij is enorm, en zijn kop is precies zoals Eric beschreef; groot en met een spitse snuit. Ook zie ik vaag een kam op de rug van het beest, wat ook precies lijkt op de beschrijving van Eric.

"Wegrennen," antwoordt Eric verwoedt. "Nu!"

We spurten weg en laten een stofwolk achter van zand en gras. Ik ren alweer zo hard ik kan en het is niet goed voor mijn longen. Maar als ik wil blijven leven moet ik hier wegwezen, en snel ook.

Het beest komt achter ons aan. Hij rent vele malen sneller als wij rennen, maar wij hebben nu een voorsprong, dus dat wordt misschien onze redding.

Het beest brult hard naar ons. Door de brul blijf ik als aan de grond genageld staan en ik kan me niet meer bewegen.

"Gypta, we moeten echt gaan," zegt Eric, als hij teruggerend is.

The wolf and the gamesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu